De inrichting van de bouwput
'Schaar'
n 1977 werd de bouwput Schaar gekozen als
jlaats waar de pijlers voor de stormvloedkering
n de Oosterschelde zouden worden vervaar-
tigd. Op het gebied van planning, arbeidsvoor-
iening en financiën bleek het al bestaande
couwdok Schaar - vroeger aangelegd om er
aissons in te maken voorde storm vloedke-
ng in zijn eerste opzet - relatief gunstig naar
oren te komen in vergelijking met de alterna-
eve mogelijkheden: de toekomstige bekkens
an het Philipssluizencomplex, de Roompot en
e Roggenplaat. Naar het bouwdok Schaar
verd inmiddels een vaste brugverbinding ge
naakt, vanaf het eiland Schouwen.
Het bouwdok zelf had, toen het werd bestemd
voor de pijlerbouw, een niet gesloten ringdijk
met daarbinnen een nat oppervlak van onge
veer 1000 bij 650 m. Men wilde de pijlers even
wel in den droge bouwen, daarna de bouwput
onder water zetten en de dijk weer doorbagge-
ren, om het hefschip toegang te geven. Dit laat
ste gegeven bepaalde de bodemligging van het
dok. Tijdens het transport wordt een diepte aan
gehouden van 12 m, met een meter speling. Om
tijdens de manoeuvres in het bouwdok niet ge
bonden te zijn aan het getijverloop, werd uitge
gaan van de laag waterstand, N.A.P. -2 m. Al met
al moestde bodem van het bouwdok dus ko
men te liggen op N.A.P.-15 m. Deze diepte werd
met cutterzuigers gerealiseerd; alleen de grond-
depots voor de delingsdammen werden met
rust gelaten. Vervolgens werd de ringdijk geslo
ten. Uit een oogpunt van planning bleek het
noodzakelijk het bouwdok verder in te delen in
compartimenten die afzonderlijk konden worden
geïnundeerd. De wijze waarop de onderverde
ling moest worden uitgevoerd, hing af van het
uitgangspunt dat men hanteerde. In elk geval
bleek een verdeling in drieof viercomparti-
menten het meest nuttig.
Het aantal pijlers dat gemaakt moest worden,
zou volgens de plannen van voorjaar 1977 81
bedragen. Inmiddels is dit getal teruggebracht
tot 66 stuks. De onderlinge afstand van de pij
lers is in de nieuwe plannen groter, en het staat
nu ook vast dat er geen landhoofdpijlers zullen
worden gemaakt. Bovendien zijn er bij verder
gaande studie sluitgatvernauwingen mogelijk
gebleken.
De bouw van de pijlers moest beginnen op
1 maart 1979; voorde bouw van de eerste pijler
was berekend dat die 280 werkbare dagen in be
slag zou nemen. Vervolgens zou gelijkmatig,
maar wegens de routine toenemend snel, wor
den voortgegaan met de bouw van de andere
pijlers, ermee rekenend dat de eerste pijler
moest worden geplaatst op 1 augustus 1981
Met 30 plaatsingen per jaar zou de operatie op
1 januari 1984 kunnen zijn voltooid. Het oprui
men, inunderen en doorbaggeren van een
bouwdokcompartiment zou drie maanden werk
vergen. Met deze uitgangspunten in gedachten
is een indeling voorgesteld in 4 compartimen
ten, met 13 pijlers in compartiment I, 23 in com
partiment II, 18 in III en 12 in IV.
Met een bronbemaling werd het bouwdok
drooggemaakt. Het was toen augustus 1978. In
de droge bouwput werd een begin gemaakt met
de aanleg van de delingsdijken.
In januari 1979 werd uit een optimaliseringsstu
die bekend dat er gerekend kon worden op niet
dertig, maar veertig pijlerplaatsingen per jaar;
de plaatsingen zouden dan ook niet aanvangen
op 1 augustus 1981, maar op 1 maart 1982. Als
gevolg daarvan kon de indeling van de compar
timenten worden herzien. In drie compartimen
ten zou de bouw zich kunnen voltrekken, met
441