Zeeuwse Landschapsnatuur V De zomer van 1993 zal voor de zonzoe- kende Zeelandtoerist waarschijnlijk geen warme herinneringen oproepen: het was te koud, te nat en er was te wei nig zonneschijn. De Zeeuwsvlaamse natuur echter kon met cleze typische Noordzeemeteoro- logie best leven. Een verslag over de door de Stichting Het Zeeuwse Landschap beheerde gebieden. De boomkikkers kwekten van eind april tot eind juni. Het vruchtbare jaar 1991 had de gelederen merkbaar ver sterkt. De eiafzet concentreerde zich rond een paar zwoele nachten tussen eind april en half mei. De grondwater stand bleef de gehele larvale periode relatief hoog en de juvenielen kropen begin juli vrij en blij de kant op. Met een andere amfibieënsoort gaat het duidelijk minder: de rugstreeppad lijkt definitief verdwenen uit West Zeeuwsch-Vlaanderen en ook de groe ne kikker floreert niet echt. De vlin ders deden het ronduit slecht; trekkers waren er bijna niet en de tweede gene ratie kwam nauwelijks uit de pop; een enkel malaisejaartje mag echter geen blijvende problemen veroorzaken. Het Grote Gat van Oostburg. De tellers van 't Duumpje hebben op verzoek van het Zeeuwse Landschap het Grote Gat plus aanliggend N.B.P.- gebied onderhanden genomen. In een twaalftal bezoeken is iedere broedver- dachte soort vastgelegd en bovendien een hele rits passanten. Voor het Grote Gat ging het om 38 broedsoorten met in totaal 307 broedparen. Het voert te ver de gehele opsomming op te nemen, maar een paar 'highlights' zijn wel op zijn plaats: bruine kiekendief 2 paar, blauwborst 17 paar, kleine kare- kiet 50 paar, kleine plevier 2 paar, kluut 9 paar en kievit 22 paar. Met name de algemener riet vogels waren goed vertegenwoordigd; toch zouden broedgevallen van grote kare- kiet, baardman en roerdomp in dit gebied zeker thuishoren, maar hier spelen landelijke trends een rol, en die zijn zeker niet opwekkend. De Hooge Platen. De broedvogels van de Hooge Platen is een verhaal apart. De broedplaats ligt ingeklemd tussen vloed en spring tij. Op 27 februari 1990 kwam abrupt een einde aan een gestage ontwikke ling van steeds een beetje meer zand, vegetatie en broedvogels. Een super- springvloed, met een voorspelde fre quentie van eens per 10 jaar, bereikte een hoogte van 3,85 m.+ N.A.P. en veegde het leeuwedeel van de beplan ting van de Bol en nam en passant een laag zand van 15 cm. mee. De stems arriveerden pas begin mei en waren zich niet bewust van de weerstatistie ken. Slechts hier en daar prikte een grassprietje door het zand. Woning nood dus en dat leidt meestal tot chaos. De aantalsontwikkeling stag neerde en het broedresultaat liep sterk terug. Pas in de koele en natte zomer van 1993 was er een fiks herstel van de vegetatie. Het aantal broedparen nam weer toe. Korte termijnonvoorspelbaarheden. Is de werkelijkheid zo simpel? Meestal niet. In de analyse van de gebeurtenissen zullen we een aantal klassieke factoren die de kuikensterfte van moment tot moment kunnen beïn vloeden even buiten beschouwing laten. Ik bedoel dan het voedselaanbod en de weersomstandigheden. Deze factoren hangen samen met de aard van het leefgebied en daarop is door de bewoners niet te anticiperen, waar je binnen dit leefgebied ook nestelt. Aan deze 'korte termijn onvoorspel baarheden' zijn de broedvogels dus niet aangepast. Middellange termijnonvoorspelbaarheden Toch begint de kans op een zo groot mogelijk nakomelingschap met de keuze van de woonplaats, het habitat dus. Een goed gekozen nestplaats heeft de grootste kans op resultaat en bij het maken van de goede keuze speelt de kennis en ervaring een grote rol. Van jaar tot jaar kunnen pleksge- wijs veranderingen optreden in de locatie van de kansvolle habitats, de 'middellange termijn onvoorspelbaar heden.' Een aangespoelde plank kan extra beschutting geven tegen het stui vende zand en het kan voordelig zijn als je in die ontstane luwte je gezin sticht. Maar ook de sociale netwerken zijn nieP onbelangrijk. Sterns 'doen' het gewoonlijk met dezelfde partner. Als deze onverhoopt uitvalt, heb je de beste kans een nieuwe vrijer te vinden op plaatsen waarvan je tevoren weet dat er zich lotgenoten gaan concentre ren en dat is een bestaande broed plaats. Als je dan met je nieuwe vero vering zover bent dat een nestplek uit gezocht moet worden, moet je reke ning houden met de buren. Sterns zijn agressief tegen alles wat vreemd is en binnen een bepaalde afstand opdoemt. Anderzijds zien we ook dat de agressie duidelijk afneemt tussen individuen die elkaar (her)kennen. Geluidscom municatie speelt een hoofdrol bij de identificatie en iedere aankomst en vertrek op en van het uitverkoren plek je gaat gepaard met een heleboel func tioneel kabaal. Voor stems is het dus 14

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1993 | | pagina 14