van een ecologische hoofdstructuur voor Nederland. Dit is een samenhan gend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebie den. Het vormt de basis voor het natuurbehoud. De ecologische hoofd structuur is opgebouwd uit kerngebie den, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszönes. De Westerschelde is in het NBP opgenomen als kernge bied, waarbij het buitendijkse gebied van Nummer Een afzonderlijk staat genoteerd. Het beleid voor de kernge bieden is gericht op behoud en verdere ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden. Derde Nota Waterhuishouding. De Derde Nota Waterhuishouding (NW3) beschrijft het landelijke inte grale waterbeheer voor de periode 1990-1994 met een doorkijk naar de verdere toekomst. Integraal waterbe heer betekent derhalve naast integratie binnen het waterbeheer ook het verder kijken dan de grenzen van het eigen beleidsterrein. Met name de ruimtelij ke ordening, het milieu- en natuurbe leid zijn van belang. Voor de zoute deltawateren is het streefbeeld geformuleerd, waarin de accenten liggen op scheepvaart, na tuurontwikkeling, recreatie en visserij. Wat betreft de inrichting van de oevers en buitendijkse gebieden wordt ge steld, dat bij ieder ingrijpen in het oevermilieu de beheerder ook reke ning houdt met andere belangen dan de strikt waterstaatkundige. Als doel stelling is geformuleerd, dat het areaal schor niet mag afnemen. Streekplan Zeeland In het streekplan van de provincie Zeeland heeft het voorland van Nummer Een op de beleidskaart de bestemming natuurbehoud gekregen. Hierover staat in de tekst het volgende opgemerkt: "voor de gebieden niet als enige hoofdfunctie natuurbehoud geldt, dat deze als zodanig veiliggesteld dienen te worden". Bestemmingsplan Buitengebied. In het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Oostburg heeft het gebied de bestemming waterstaats werk (WW). In dit soort gebieden zijn geen werken mogelijk, die de waters taatkundige functie van het gebied aantasten. Op grond van bovengenoemde infor matie aan beleidskaders kan gesteld worden, dat het natuurontwikkelings plan voor het gebied bij Nummer Een uitstekend past in het vigerende beleid. Het plan vormt een aanvulling op het beleid voor de Westerschelde, waarbij in de omgeving van de Hooge Platen een versterking van de hoofdfunctie natuur plaats vindt. Daarnaast kan het plan gezien worden als een uitwerking van het Natuurbeleidsplan en de Derde Nota Waterhuishouding. De kosten van het plan komen daarmee dan ook in aan merking voor uit deze nota's voort vloeiende subsidiëring. Inrichtingsplan. Bij de voorgestelde herinrichting wordt als uitgangspunt gehanteerd het creëren van een duurzame situatie voor de volgende fysische onderdelen: a. de aanleg van een gedeelte drasland met begreppeling in de vorm van kunstmatige kreekbodems en terras sen op variabele hoogte in het voor land; b. de aanleg van een broedvogelei- land, permanent omgeven door water; c. de aanleg van een tweetal drinkput ten (hollestellen). Voor de realisering van het drasland worden een aantal langgerekte kreek- bodems met tussengelegen terrassen voor de opvang van zeewater aange legd. De diepte van deze bodems varieert van 0,20 tot 0,60 m.; ze wor den afgedekt met een 0,20 m. dikke laag klei, om zoveel mogelijk water vast te houden. Om deze kunstmatige kreekbodems te vullen met zeewater, wordt gebruik gemaakt van de aanwe zige laagtes in het voorland direct landwaarts van de verdedigde voor- rand. De vrijkomende hoeveelheid zand en klei worden weer gebruikt als vulling resp. afdekgrond voor de te maken hollestellen. Ter plaatse van de voormalige 2e inlaag wordt op de aanwezige grond slag een vogeleiland binnen het bestaande schorgebied ingericht. Het eiland bestaat uit een flauw aflopende, kale zandvlakte, waarvan het hoogste aanlegniveau N.A.P. 2,75 m. be draagt. Teneinde te voorkomen dat landdieren de rust (en het leven) op dit eiland verstoren, is een geïsoleerde eilandstructuur ontworpen, die een duurzaam karakter krijgt. Dit element uit het streefbeeld van de bekade gor zen dient hier kunstmatig te worden aangelegd. De bodem dient dermate diep te zijn, dat permanent water in het kreekgedeelte aanwezig blijft; hiertoe is een diepte van N.A.P. 0,75 m. gekozen. Gezien de beschikbare ruim te is de 0,3 m. dikke kleibekleding voor de opvang van het hoogteverschil ontworpen onder een helling van 1:4. De hiervoor benodigde zware klei ligt reeds in depot. Om de hoeveelheid vrijkomend zand en klei een bestemming te geven, is de aanleg van een 3-tal hollestellen 6

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1993 | | pagina 6