Dank
7
cente veranderingen van de waterhuishou
ding. De kreek Het Groote Gat bij Oostburg
is een schrijnend voorbeeld van rationeel
waterbeheer; een belangrijke brakwaterge
meenschap is daar verdwenen door afvoer
van polderwater. In de kreek was voorheen
stromatoliet of 'groeiende steen' te vinden,
een zeldzame indicator voor brak water
(Boekschoten, 1995). In vele, nu zoete kre
ken zagen wij verweerde, lege huisjes van
opgezwollen brakwaterhoren, als relict van
een brak verleden.
Met de hier gehanteerde criteria zijn de vol
gende kreken als biologisch zoet herkend:
Nieuwkerksche Kreek, Baarzandsche Kreek,
Nieuwlandse Kreek, Molenkreek, Voorste
Kreek, kreken Koude Polder, kreek Grote
Huissenspolder, kreek Koninginnehaven,
kreek Isabellahaven, Otheense Kreek, Bron
kreek en Boschkreek.
Voorheen oordeelde de Slakkenwerkgroep
de Stierskreek, Groote Gat(bij Oostburg),
Zwarte Gat, Baarzandse Kreek, Groote Gat
(bij Sint Kruis), Piaskreek-West, Canisvliet,
Axelsche kreek, Kleine Vogel, Groot Eiland,
Moerschans en Berriekreek als zoet.
Waterafvoerwegen
De waterafvoer is geregeld via sloten,
watergangen en afwateringskanalen. In dit
stelsel zijn opmerkelijke verschillen in zout
gehalte aanwezig. Een belangrijke aspect is
de aanvoer van zoet water uit België via de
afwateringskanalen. Anderzijds is er zoute
kwel langs de Westerschelde. Elke kwelsitu-
atie is uniek en we kunnen hier alleen stel
len dat zoute kwel bevoordeeld wordt door
een goed waterdoorlatende zandbodem,
een lage ligging van de polder en een diepe
waterafvoerweg.
Brakke waterafvoerwegen blijken schaars.
Door selectief naar kansrijke wateren te
zoeken, kwamen we op slechts 3 watergan
gen en 1 dijksloot. Daarbij waren betrok
ken de Thomaespolder bij Biervliet, de
Van Alsteinpolder bij Paal en de Koningin
Emmapolder bij Emmadorp. De opgezwol
len brakwaterhoren bleek daar steeds
aanwezig, in twee gevallen begeleid door
Jenkins' waterhoren. Basters dijfslak is er
niet aangetroffen.
De Slakkenwerkgroep meldde 4 sloten met
enkel Jenkins' waterhoren. Eén van die
sloten lag in het brakke weidegebied de
Putting. Dit is een karakteristiek oudlandge
bied, waarbij sprake is van zout veen in de
ondergrond. De andere sloten lagen langs
dijken aan de Westerschelde bij Nummer
Een en de Hedwigepolder, en langs het
Kanaal Terneuzen-Gent bij de Canisvliet.
13 waterafvoerwegen zijn bij de inven
tarisatie van 2013 als zoet beoordeeld.
Een relatief hoog aantal, wat gelet op de
toelichting, bij de als watergang gebruikte
kreken niet zal verbazen. Soms verwacht
je een echt brakke situatie, zoals bij een
sloot langs de zeedijk bij Baalhoek (W), de
Rijkswaterleiding westelijk van het brakke
Kanaal Terneuzen-Gent en een dijksloot
langs de Zouteweg bij Biervliet (N). Het
voert te ver om de zoete waterafvoerwegen
alle op te sommen.
Discussie
De inventarisatie van Basters drijfslak
past deels in het beeld dat Cornelis (1943)
schetst. Inderdaad zijn we vaak zoete
elementen in de water- en oevervegetaties
tegengekomen. Echter, dat we daarnaast
ook frequent bryozoënkalk zouden opvis
sen bleek een valse hoop. Er is sprake van
verzoeting. Wat wij aan brakke wateren
hebben gezien, is slechts een mager over
blijfsel. Het overzicht van Kuijper (2000) gaf
voor de periode 1950 - 2000 een wat posi
tiever beeld; zo staan de Piaskreek, Voorste
Kreek, Achterste Kreek en de Vogel er nog
als brak vermeld. De schelpenatlas (De
Bruyne, et al., 2013) toont met waarnemin
gen van na 1985 evenmin het dieptepunt
waar wij op uitkomen.
Het vinden van twee gezonde populaties
van Basters drijfslak is van belang. De
populatie in de Westgeul is in stand ge
houden door periodieke aanvoer van diep,
zout grondwater middels een pomp. In de
Margarethapolder houdt zoute kwel de
kreek aan de zeedijk brak. Wijziging van het
waterbeheer in deze kreken is een bedrei
ging van deze vitale populaties.
De andere brakke wateren bevatten geen
Basters drijfslak. Het gaat om sloten en
watergangen, wateren waar de soort zich in
het algemeen weinig vertoont. Het kan er te
zoet ofte zout zijn, ook valt te denken aan
een te grote dynamiek in het zoutgehalte of
aan waterverontreiniging.
De inventarisatie is in rap tempo uitge
voerd, mede door de assistentie van Jaap
Woets, waarvoor dank.
Bronnen:
Boekschoten, GJ. (1995). Stromatoliet op rif:
een Zeeuwse specialiteit. In Grondboor en
hamer, jrg 49(3/4): blz. 54-56. Schoonhoven.
Bruyne, R. de, Van Leeuwen, S., Gmelich-
Meijling, A. Daan, R. (red.) (2013). Schelp
dieren van het Nederlandse Noordzeegebied.
Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Utrecht: Tirion Lisse: Stichting
Anemoon.
Cornelis, J.Ch. (1943). Ons eigen landje.
Geïllustreerde beschrijving van het Land van
Cadzand. Oostburg: Bronswijk.
Kuijper, W. (2000). De weekdieren van de
Nederlandse brakwatergebieden (Mol
lusca). In Nederlandse Faunistische Medede
lingen nr. 12: blz. 41-120.
Raad. H. (2012). Het voorkomen van Basters
drijfslak (Heleobia stagnorum - Gmelin 1791)
op Zuid-Beveland. In Spirula 386 blz. 70-75.
Provincie Zeeland (1994). Grondwater. In
Provinciaal blad van Zeeland, nr. 23 Mid
delburg. Digitaal: www.zeeland.nl/digitaal-
archief/ZEE000756.pdf.
Adres van de auteur:
Capelleweg 9,4416 PN Kruiningen
hjraad@kpnmail.nl