LT. CHARLES FORBES RMWO, VERTAALD DOOR B.P. BURKUNK BL. vallend en weer opstaand op de Sloedam te komen. Bij een grote granaattrechter, die er nog niet was toen we daar eerder voorbijkwamen, stuitten we plotseling op eigen troepen. Daar waren dan eindelijk die Schotten! Zo'n twintig man van de Glasgow Highlanders, die op weg hierheen ook de nodige verliezen hadden geleden. In hun gezelschap was Luitenant Innes, waarnemer van het 5e Regiment Canadese Artillerie. Weer kwamen we onder zwaar machinegeweervuur te liggen, zodat we andermaal onbewegelijk in dekking moesten blijven liggen wachten op de kogel die eindelijk onze naam zou dragen. De vuurstoten gingen rakelings over ons heen en het was maar goed dat die rotmachinegeweren van tijd tot tijd herladen moesten worden en de gloeiende lopen moesten worden verwisseld. Ik vroeg Lt. Innes of hij onze artillerie om rookdekking kon vragen. We werden op onze wenken bediend, want weldra kwamen de fosforpotten door de lucht zeilen. Een van die projectielen kwam boven op een Schot terecht, die met verpletterde schedel stuiptrekkend bleef liggen. Ons dekkingsgat kwam vol bijtende rook te staan en liet ons geen keus. Ik stormde hoestend en proestend de krater uit met de enige die van mijn mannen was overgebleven: de soldaat Talbot. We zigzagden struikelend over de Dam tot we volkomen buiten adem waren. Toen ontplofte er vlak achter ons een zwaar projectiel, waardoor we hardhandig tegen de keien werden gesmeten. Talbot kwam niet meer overeind, een granaatsplinter had hem in de nierstreek getroffen. Ik zag nog kans hem naar de twijfelachtige beschutting van een naburige schuttersput te slepen en besloot hier te wachten op het invallen van de duisternis. Weer trad die onwezenlijke stilte in zonder het minste geluid, de geringste beweging. De Duivelsbrug leek ook wel aan het eind van haar Latijn te zijn. Ik verzorgde Talbot zo goed mogelijk en verbruikte al onze shelldressings (11). De duisternis kwam als een weldadig beschermende deken over ons heen. Het was 19.00 uur. Ik had nog wat K-rantsoen over (12) en wilde Talbot wat laten eten. Hij weigerde en kreunde: ,Als ik aan eten denk moet ik kotsen. Ik geloof dat er in mijn rechterbeen nog wat beweging zit. Misschien kan ik wel lopen. Laten we maken dat we wegkomen, want ik heb geen zin in die stinktroep hier te kreperen". Moeizaam strompelend gingen we op weg. Hoewel ikzelf ook op het punt stond van oververmoeid heid het loodje te leggen, ondersteunde ik mijn man zo goed mogelijk. Toen we eindelijk die ellen dige grote krater met al dat water, dat prikkeldraad en die boobytraps achter ons hadden gelaten, kwamen we tenslotte weer bij de plaats terecht vanwaar we die ochtend waren vertrokken: zestien verschrikkelijke uren te laat Brigadier Russell van de 157e Schotse Infanterie Brigade, had geweigerd om meer dan één peloton van zijn mannen ter aflossing de Sloedam op te sturen. Er werd zelfs gezegd, dat Generaal-Majoor Hakewill Smith, Commandant van de 52e Lowland Bergdivisie, aanvankelijk botweg had geweigerd te gehoorzamen toen de Canadese Legerkorpscommandant, Generaal Majoor Foulkes hem had bevolen de frontale aanvallen over de Sloedam voort te zetten. De 52e Lowland Divisie zou binnen 24 uur een andere Commandant hebben als de Korpsorders niet zouden worden uitgevoerd! Voor de drie bataljons van de 5e Canadese Infanterie Brigade was de nachtmerrie voorbij, behalve voor de gewonden die nog een lange strijd in hun hospitaalbedden voor de boeg hadden. The Black*~\ Watch of Canada, The Calgary Highlanders en Le Régiment de Maisonneuve hadden 53 uur ge streden en 135 doden en gewonden op de Vervloekte Satansbrug achtergelaten. Zij waren zinloos afgeslacht als gevolg van blind militair wanbeleid en een absurde aaneenschakeling van grove onbe kwaamheid, van naïeve onwetendheid enonmenselijke gevoelloosheid. Wat een verschrikkelijk voorbeeld van de prijs, die de oorlog kan eisen als waardeloze bevelvoerders het voor het zeggen hebben. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1986 | | pagina 18