Begrafenissen en begrafenisgebruiken op
Schouwen-Duiveland
door M. K. Buth
Al eeuwen lang is het in ons land gebruikelijk om de overledenen te begraven. Voor de 9e
eeuw werden de overledenen meestal verbrand. Bij het begraven werd de overledene in een
tufstenen grafkelder gelegd, ook wel in een tufstenen sarcofaag. In Zierikzee is nog een
tufstenen kist van onbekende herkomst aanwezig. Later is men algemeen gaan begraven in
houten kisten. De richting waarin de dode werd gelegd was gebruikelijk met het aangezicht,
dus met de voeten, naar het oosten. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk religieus.
Christus zal aan de oostelijke horizon verschijnen om te oordelen over de levenden en de
doden, wanneer de doden uit hun graven herrijzen is de blik dus meteen op het oosten ge
richt. Andere verklaringen voor de naar het oosten georiënteerde begravingen zijn: met het
gezicht naar de opgaande zon begraven zijn, in het oosten ligt het Heilige Land en het graf
van Christus. Dat de wederopstanding ook in deze tijd een belangrijke rol kan spelen op de
manier van begraven, laat het volgende voorbeeld weten. In Dordrecht is in de jaren '60 een
flatgebouw geplaatst op een joodse begraafplaats. Hierbij heeft men zich verplicht een
manshoge kruipruimte onder de betonnen vloer te maken, welke permanent open staat om
de overledenen de gelegenheid te geven, als de tijd daar is, uit hun graven te kunnen herrij
zen.
In kerken werd de overledene met het aangezicht naar het altaar gelegd, dat ook naar het
oosten was gericht. Een afwijkende richting van begraven op Schouwen-Duiveland is gevon
den tijdens opgravingen bij Slot Haamstede, hierbij zijn een aantal zeer oude graven bloot
gelegd, waarbij het aangezicht naar het westen gericht was. Een mogelijke verklaring van
deze afwijkende richting van begraven is dat de Byzantijnse geschiedschrijver Procopius
van Caesarea, levend in de zesde eeuw onzer jaartelling, spreekt van een volk van vissers en
landbouwers, wonende op de zeekust tegenover Engeland, waarvan de zielen der afgestor
venen naar het dodeneiland in het westen werden overgebracht.
Bij de Vikingen bestond de gewoonte de dode op stro op een schip te leggen, dat in brand
gestoken naar het westen in de zee gestoten werd. Onze vroege voorouders geloofden: om
tot het licht te komen moest de geest door vuur en vlam van het stof worden vrijgemaakt,
dat stof moest vervolgens door de duisternis der golven bedekt worden. Dit is mogelijk ook
de verklaring voor het gebruik van het z.g. lijkstro, dat naderhand verbrand werd.
Enige oude en interessante begraafplaatsen op Schouwen-Duiveland, sommige nog
bestaand, andere reeds verdwenen, zijn die van: Nieuwerkerke („Schutje") aan de Heuvels-
weg bij Kerkwerve; Oud-Duivendijke, halverwege de Duivendijkseweg, voormalige gemeente
Duivendijke; Klaaskinderkerke, in de buurt van de Ravensweg, eveneens in de voormalige
gemeente Duivendijke.
Oud-Ellemeet, Brijdorpe, Looperskapelle, Eikerzee en Kapelle zijn nog bestaande kerkho
ven, waarbij de kerk verdwenen is. Op al deze kerkhoven hebben begravingen plaatsgevon
den vanaf de 12e, 13e of 14e eeuw.
In 1951 is op de begraafplaats van „Schutje" uitgebreid onderzoek gedaan onder de techni
sche leiding van de heer A. van Pernis van de R.O.B. (Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek) te Amersfoort, waarbij tientallen tufstenen grafkelders zijn blootgelegd
21