Hij werd een vertrouweling van Willem III en zo ook zijn zonen Claes, Matthijs en Willeman. Zo werd Renger in 1308-1313 Baljuw van Kennermerland en West- Friesland voor de Graaf, en verwierf goederen afkomstig en gegeven door Nicolaas Heer van Putte en Strijen, die ook al een trouw bondgenoot was geweest van graaf Willem en veel schade had geleden door de veldtocht van Nicolaas II van Cats en Jan van Renesse in zijn gebied (16). Het feit dat de zonen van Renger, Matthijs en Claes, uitgestrekte goederen hadden in Schouwen en Duiveland geeft aan dat hun vader, nadat de Van Catsen hun bezittingen aldaar als Heren van de Vierbannen hadden verloren, eigendommen had kunnen verwerven. Deze beide heren werden grand seigneurs en trouwden met vrouwen uit vooraanstaande adellijke geslachten. Matthijs huwde met Margeretha van der Maelstede en Claes met Lijsbeth van Moordrecht. Matthijs vervulde belangrijke functies, zoals baljuw van Medemblik (1319), baljuw van Kennemerland en West-Friesland (1320, net als zijn vader), baljuw van Zuid Holland (1321-1325), en later opnieuw baljuw van Kennemerland (1327- 1331) en lid van de Raad van de Graaf. Naast genoemde bezittingen van zijn vader, zoals de oergrond in Schouwen en de reeds door zijn vader verworven goederen, wist hij zijn goederen verder uit te breiden, onder andere in Dirksland, (hij werd in 1334 Heer van Dirksland), ambachten op Schouwen zoals het Quaalambacht. Verder verwierf hij het Huis en ambacht Simonskerke en andere goederen in Kennemerland. Zijn dochters Avezoete en Margriete werden Van Simonskerke genoemd, waarschijn lijk het oergebied van hun vader. Na zijn dood is dit ambacht overgegaan op zijn jongere broer Willeman. Zijn broer Claes had dankzij zijn huwelijk goederen in Moordrecht (17). Uit 1339 kennen we een overzicht van de goederen van deze broers zoals Quaalambacht 530 gemet, Zuutland 1071 gemet (waarschijnlijk was daar hun oergebied gelegen), 7 gemet aan de Vordee, 157 gemet in Nortdike (Nort Beveland), 50 gemet in heerlijkheid Haemstede, en goederen in Oost en Westambacht van Welland en Burgh. De eerder genoemde Willeman bezat, naast het reeds genoemde Simonskerke, goederen op Schouwen en in leen van de Heer van Voorne (18). Er is ook nog sprake van een zuster die huwde met Jan Wissezn. van Bordendamme, baljuw van Zierikzee, rentmeester BeoostenSchelde, deze bezat goederen op Schouwen en Duiveland, was Heer van Westkerke en Scherpenisse en was samen met zijn zwager ambachtheer van het Quaalambacht (19). Van enige verwantschap met de middeleeuwse Van Catsen blijkt niets. Ook worden ze niet vernoemd als verwanten bij de geslachten die waren geparenteerd aan Van Cats zoals Van Renesse en Van Burgh. Wel lijkt het wapen iets van doen te hebben met Van Welle, maar daar is nog geen enkel bewijs voor. Een toekomstige taak wellicht. Wel huwden zij zich in in oude geslachten zoals die van Van der Maelstede, Van Burgh, Van Haamstede, Van Heenvliet, etc. (20). Het wapen van deze Van Catsen is dan ook anders dan dat van de oude Van Catsen. Dit wapen is identiek aan dat van het ambacht Simonskerke, namelijk twee golvende dwarsbalken met daarbij drie ruiten. Het is dit wapen die we nu kennen als die van Van Cats en de wapens die hiervan zijn afgeleid, zoals Welle van Cats, Cats van Weldamme, Noordwelle. (21). Ongetwijfeld zullen deze lage edelen kennis gehad hebben van het feit dat het vroeg middeleeuwse geslacht Van Cats van hoge adel was en beroemde telgen telde. Maar wat graag wilden zij die naam voeren, zeker na de dood van Graaf Willem III en de teloorgang van de laatste telgen van de oude clan Van Cats. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2009 | | pagina 11