zonneklaar dat Van den Houte als predikant van Renesse zich aansloot bij Teellincks nader-reformatorische inspanningen. De vierde bekeerling was Teellincks neef Hoffer. Teellinck had nog maargoed en wel in 1613 de herdersstaf in de Middelburgse gemeente opgepakt of I Joffer droeg een door hem vertaald werkje van Daniël Heinsius aan hem op. In de opdracht doet Hoffer zich kennen als een piëtist en stelt hij het leven en het werk van zijn neef ten voorbeeld. Hiermee openbaarde hij zich publiekelijk als een voor- en medestander van het door Teellinck ontketende puriteinse vroomheidsoffensief en de door hem geïnitieerde vroomheidsbeweging van de Nadere Reformatie. Hij mag daarom gezien worden als de eerste lekenvertegenwoordiger van deze beweging. Ten overvloede kan nog gewezen worden op Teellincks inscriptie in Hoffers vriendenalbum. Het motto is 1 Timotheüs 6:6: Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. In het onderschrift heeft Teellinck het over hun ware vriendschap. Als laatste naam moet hier die van de reeds genoemde Voetius vallen. Deze deelt in zijn woord vooraf in Teellincks De worstelinghe eenes bekeerden sondaers uit 1631 mee dat met name door Teellincks opdracht in diens Corte verhandelingbe van de voornaemste cbristelicke oeffeninghen de aandacht van vele predikanten en gemeenteleden gevestigd werd op zaken waar zij vroeger nauwelijks oog voor hadden en die ook niet in geschriften te vinden waren. De lezing daarvan werkte uit dat zij de noodzaak van een nadere reformatie gingen inzien en dat zij ook ingewonnen werden voor de middelen die daarvoor betracht moesten worden. Verderop in de genoemde voorrede doet Voetius de persoonlijke ontboezeming dat onder anderen hij tot die velen behoorde wier ogen geopend werden voor het grote belang van de praktijk der godzaligheid. Gezien het uitgavejaar van Corte verhandelingbe zal die ingrijpende ommekeer in zijn geestelijk denken en streven zich nog tijdens zijn studietijd te Leiden voltrokken hebben. Dit laatste gegeven leidt tot een interessante gevolgtrekking. Het feit dat Voetius en wellicht medestudenten de zeggingskracht van Teellincks vierde pennenvrucht te Leiden ondergaan hebben, is een aanwijzing dat diens geschriften ook buiten de provincie Zeeland gekocht en gelezen werden. Hoewel de productie daarvan tot dusver tot dat gewest beperkt was gebleven, had de distributie en de consumptie daarvan de Zeeuwse grenzen ver overschreden. Dankzij Teellinck had de beweging van de Nadere Reformatie vóór 1613 dus ook al aanhangers buiten Zeeland gekregen. Schouiven-Duiveland en de Nadere Reformatie Ter afsluiting een laatste beschouwing over de relatie tussen het ontstaan van de Nadere Reformatie en de regio waarin dat gebeurde, namelijk Schouwen-Duiveland. Het voorgaande heeft geleerd dat de Nadere Reformatie als historische beweging haar ontstaan aan één man te danken had, namelijk Willem Teellinck. Weliswaar kwam zij op in een netwerk van contacten, maar steeds bleek Teellinck de initiërende en inspirerende persoon te zijn als het ging om nader-reformatorische aanzetten en activiteiten. De classis Schouwen-Duiveland en zijn collega's wilden hem bij zijn hervormingsstreven wel steunen, maar zij hebben zelf - althans in de periode dat Teellinck op Schouwen-Duiveland het ambt bediende - geen initiatieven ontplooid om volgens vastgestelde lijnen heen te werken naar een herstel van wat in Kerk, maatschappij en politiek in ongerede was. De enige van wie men dat voor dat tijdvak kan bevroeden, is Willems broer Eeuwout, maar die woonde toen al op Walcheren. De conclusie kan niet anders luiden dan dat Schouwen-Duiveland nooit de bakermat en de gelijknamige classis nimmer de wieg van de Nadere Reformatie geweest 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2009 | | pagina 41