In 1949 beraadslaagde het Haamsteedse gemeentebestuur echter niet over liet plan van Romke de Vries, maar over dat van diens confrater Komter. Auke Komter was zeker geen toevallige keuze, hij had al voor de oorlog ervaring opgedaan met het ontwerpen van een zeebadplaats en had daarvoor een studie gemaakt van de Nederlandse kust.39 Voor Nieuw-Haamstede hield hij vast aan de vooroorlogse opzet van door bouwland en natuur gescheiden bouwkernen: rond de vuurtoren, ten zuidoosten van de Torenhoeve en verder noordoostwaarts nabij hotel 'De Schouwsche Boer'. Zijn voorganger Roosenburg had nog een hele reeks villa's pal in de duinen willen laten bouwen, maar dat was in strijd met Komters opvatting dat zomergasten nu juist de ongereptheid van het kustlandschap voor hun ontspanning nodig hadden: die duinhuizen waren bij hem dan ook geschrapt. Ook het groeiende besef van de bijzondere waarde van de natuur in dit gebied bij de overheden kan daarbij een rol gespeeld hebben. Het huidige smalle Zeesterweegje was bij Komter echter een ruime toegangsbaan die vanaf de vuurtoren door de bestaande bosjes aan weerszijde naar een groot hotel leidde. Rondom dit hotel, waarvoor ook al een bouwheer was gevonden, waren in de elzen- en wilgenbosjes achtentwintig kleine dag- en nachtverblijven gepland.40 Komter zou weinig plezier hebben van zijn werk. Hij kreeg te maken met een aanhoudende uitwisseling van bezwaren en argumenten tussen hemzelf, vanuit zijn woonplaats Amsterdam, en de gemeente Haamstede evenals de Provinciale Planologische Dienst van Zeeland. In 1951 had hij er het liefst de brui aan gegeven. Onder druk van zijn opdrachtgevers werkte hij echter - schijnbaar bij tijd en wijle - toch door aan het project.41 Na de watersnoodramp van 1953 zou het uitbreidingsproject Nieuw-Haamstede ook in de pers weer aandacht krijgen. Op de droge hoger gelegen gronden van de duinpolder verrezen complexen met houten Oostenrijkse en Noorse geschenk woningen die van het begin af aan gedacht waren als toekomstige vakantiehuizen. Het jaar daarop al meldde een krantenberichtje over de "zomerse plannen" voor de Westhoek, dat de meeste vakantiehuizen, die op dat moment door rampslachtoffers bewoond werden, dat jaar weer vrij zouden komen.42 Ondertussen had de eigenaar van het grootste deel van de duinpolder - dat was inmiddels de in Den Haag ge vestigde N.V Haagsche Vreeswijkstraat - het besluit genomen om haar bezit te veilen. Bij die gelegenheid werd het terrein in de duinpolder verdeeld onder een groter aantal eigenaren, deels grondmakelaars - of toch al bouwlustige particulieren? - deels opnieuw exploitatiemaatschappijen. Dit leidde tot toename van de bouwactiviteit. In 1955 werd er zelfs langs de Torenweg al een aantal woningen gebouwd, hoewel dit in strijd was met het uitbreidingsplan van 1936. Nieuw-Haamstede als geheel omvatte intussen - de houten geschenkwoningen inbegrepen - al een honderdtal zomerhuisjes en villa's, twee hotels en een pension.43 Het officiële uitbreidingsplan voor Nieuw-Haamstede liet echter op zich wachten. Het duurde van 1946 tot 1955 voordat het plan in door de gemeenteraad aanvaarde vorm "voor ieder ter inzage" lag. En pas in de zomer van 1956 werd het met kaart en al aan Gedeputeerde Staten van Zeeland voorgelegd, die hun beslissing - gewoontegetrouw - met zes maanden verdaagden.44 Toch werd nog diezelfde zomer een groot aantal bouwterreinen binnen de grenzen van Nieuw-Haamstede aan particulieren verkocht. Dit was belangrijk voor de plaatselijke bouwnijverheid, aldus burgemeester Roëll in zijn nieuwjaarsoverzicht na afloop van dat jaar: "De verwachting mag dan ook wel worden uitgesproken dat deze verkaveling in de toekomst ook in het belang van de plaatselijke aannemers kan worden; reeds enkele belangrijke opdrachten vonden plaats."45 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2009 | | pagina 71