Het kanaal van Gent naar Terneuzen
12a
J
(2)
D.
KEUR
DOOR
Definitief ontwerp tot verbetering en verlenging van
Sasse vaart
met het verrichten van de nodige opmetingen en wa
terpassingen.
Het schijnt dat men bij hogerhand niet veel voor dit
voorstel voelde, want 28 December van dat jaar werd
hem vanuit Brussel (waar toen de regering zetelde)
door de Minister van Binnenlandse Zaken en Water
staat bericht, dat hem 500,ter goede rekening in
handen zou worden gesteld voor kosten voor het doen
van opnemingen betrekkelijk het project voor door
trekking van het kanaal tot Terneuzen. Er werd ech
ter meteen bijgevoegd dat H. van Diggelen die werk
zaamheden niet mochten worden opgedragen, daar
geen gelegenheid aanwezig was hem te remplaceren.
Hoofdingenieur van Diggelen heeft er later meerma
len op aangedrongen de opnamen door H. van Digge
len te doen verrichten, waarbij vooral als motief
werd aangevoerd dat hij door zijn plaatselijke kennis
als gevolg van een reeds vroeger gedane meting wel
als de meest geschikte persoon moest worden aange
merkt.
Doordat genoemd Ministerieel schrijven door onver
klaarbare oorzaken eerst enkele maanden later werd
ontvangen duurde het tot ongeveer voorjaar 1823
vóórdat met de metingen kon worden aangevangen.
Er waren echter wel enige beschouwingen gegeven
omtrent de wijze waarop de plannen voor het nieuwe
kanaal diende te worden opgezet.
De eerste beschouwing leidde tot de conclusie dat te
Terneuzen sluizen zouden moeten worden gebouwd,
Volgens het in 1818 goedgekeurde ontwerp tot verbe-
Door de toenmalige gouverneur van Zeeland, van
Doorn, werd bij zijn schrijven van 19 Augustus 1822
aan Pieter van Diggelen, hoofdingenieur in Algemene
Dienst, belast met de directie van de Waterstaat in
het voormalige Staats Vlaanderen, opdracht gegeven
om zodanige opnemingen te doen, als vereist worden
om de kosten te kennen welke zouden kunnen gevor
derd worden voor de doortrekking van het toen be
staande kanaal van Gent naar Sas van Gent tot Ter
neuzen, waarbij met nadruk op spoed werd aange
drongen.
Hier werd met weinig woorden een opdracht van
grote omvang gegeven die niet zo eenvoudig was uit
te voeren, vooral omdat er blijkbaar niet te veel tijd
mede gemoeid mocht zijn. Daar kwam nog bij, dat
de personeelsbezetting niet voldoende was om bij het
reeds overvloedige werk aan de calamiteuze polders,
waarmede hij in het bijzonder ook belast was, nog
een voorlopig ontwerp daar te stellen op grond waar
van de gevraagde kostenraming kon worden opge
maakt.
In November moest hij dan ook aan de gouverneur
berichten dat hij door te veel werk aan de calamiteuze
polders en gebrek aan nodige assistentie nog verhin
derd was het gestelde oogmerk te bereiken en stelde
voor de reeds enige ja ren in de dienst werkzaam
zijnde aspirant ingenieur H. van Diggelen (een neef
van hem) aan te stellen om speciaal belast te worden