12e J Voor het sluiten van het Sasse Gat was een afsluit dijk ontworpen op een punt waar die geul op z’n smalst was en wel even benoorden de zuidelijke dijk van de Pa pesc hor polder. Deze afsluitdijk, die een lengte verkreeg van 250 m, vormt de tegenwoordige scheidingsdijk tussen de Ghellink- en Eugeniapolder. De afsluiting van het Axelse gat werd verkregen door een afsluitdijk te maken die vanaf de dijk van de Koe- gorspolder over een lenge van 630 m in zuidwestelijke richting, tevens de kanaaldijk vormde en welke ver der vanaf het zuidelijke eindpunt, in westelijke rich ting over de slikken, met de dijk van de Nieuwe Vo- gelschorspolder werd verbonden. Dit laatste verbin dingsstuk vormt de tegenwoordige, gedeeltelijk afge- graven, scheidingsdijk tussen de Louisa- en Stroodor- pepolder. De af gegraven dijk is thans nagenoeg geheel bebouwd en draagt de naam van „Stroodorpe”, welke naam ontleend zou zijn aan de vele daar ter plaatse in stro opgetrokken keten, die als verblijf moesten die nen voor het werkvolk dat elders woonachtig was. Verder was aan de oostzijde van het kanaal een zijtak naar de Axelse Sassing (een reeds bestaande sluis) en vervolgens via Axel naar Hulst ontworpen. Dit zij- kanaal volgde in hoofd trekken de zuidelijke dijk van de Koegorspolder tot aan de Axelse Sassing. Verder werden meer oude geulen en kreken gevolgd. Bij Terneuzen was door de splitsing van het kanaal in twee armen, de bouw van twee sluizen en het maken van een buitenhaven, de situatie vrij ingewikkeld. De twee kanaalarmen met de havengeulen verkregen ongeveer de vorm van een ruit waarvan de stompe hoeken werden afgerond, aan de westzijde met een straal van 240 m en aan de oostzijde met een straal van 140 m. In genoemde afrondingen werden de slui zen geprojecteerd, zodat de sluishoofden niet in ei kaars verlengde vielen. De grootte van de ruit was zodanig gekozen dat oud Terneuzen met de daaromheen liggende overblijfselen van de vroegere vestingwerken (aangelegd in 1583 en gedeeltelijk gesloopt na 1680) geheel werd ingesloten. Bovendien werd ten zuiden van oud Terneuzen een driehoekig stuk van de Vlooswijkpolder afgesneden en ten noorden een driehoekig stuk van de slikken, begrensd door twee te maken havendijken waarbin nen de geulen van de sluizen naar de Westerschelde moesten worden gemaakt. Omtrent de geprojecteerde sluizen valt het volgende op te merken. Het binnenhoofd van de Westsluis kwam juist binnen de noordelijke dijk van de Vlooswijkpolder te liggen. Het buitenhoofd gedeeltelijk in en gedeeltelijk buiten de zeedijk. De schutkolk tussen de hoofden viel in het westelijk uiteinde van de oude vestinggracht. Ze zou de vorm verkrijgen als in fig. 13 is aangegeven. Om de uitvoering van het buitenhoofd in de droge mogelijk te maken moest een dam over de slikken worden aangelegd die de te maken westelijke haven- dijk verbond met een eveneens vanaf het buitenhoofd te maken dijksgedeelte langs de geslechte voormalige oude vestinggronden. Voor de Oostsluis werd het binnenhoofd in de oude vestinggracht geprojecteerd en het buitenhoofd bui ten de zeedijk in de slikken. Aan de schutkolk werd ongeveer de vorm van het door de hoofden ingesloten vestinggedeelte gegeven. Uiteraard moest het er mid- van zeeschepen en vandaar de buitenhaven tot de vaargeul in de Westerschelde. Ongeveer 770 m ten zuiden van genoemde sluis zou de tweede arm in noordoostelijke richting van het hoofdkanaal afbuigen naar een langs de oostzijde van Terneuzen nog aanwezige oude vestinggracht tot aan de zeedijk, waar een sluis wijd 8 m zou worden ge bouwd en vandaar de buitenhaven tot de vaargeul in de Westerschelde. Beide buitenhavens (geulen) zouden op één punt sa menkomen om tussen twee leidammen met de vaar geul van de Westerschelde in gemeenschap te komen. Het punt van samenkomst viel samen met een be staande geul die toegang verschafte naar het reeds be staande haventje in het midden van de kom der ge meente Terneuzen. Dit haventje zou, in het bovenge schetste plan, voor plaatselijk gebruik behouden blij ven. Als reactie op de door hoofdingenieur van Diggelen gegeven beschouwingen werd hem gevraagd of het wel noodzakelijk was het kanaal bij Terneuzen in twee armen te verdelen, terwijl hij werd uitgenodigd op een te Gent te houden bespreking zijn plan nader toe te lichten. Over het verloop van deze bespreking, waaraan een dag tevoren een bespreking bij het gou vernement te Middelburg vooraf ging, zijn helaas geen nadere gegevens bekend. Uit het later definitief opgemaakte ontwerp is echter wel af te leiden dat met het voorlopig ontwerp nage noeg volledig is ingestemd. De opmetingen en voorbereidingen om een eerste be gin met de uitvoering der werken te kunnen maken hebben toen nog ruim een jaar geduurd. Het op grond van de gedurende die tijd gedane op metingen en verzamelde gegevens opgemaakte plan is in hoofdlijnen aangegeven in fig. 12, terwijl in de figuren 13, 14 en 19 de gedeelten bij Sas van Gent, de afsluiting van het Axelsche gat en de situatie om Terneuzen op grotere schaal zijn weergegeven. Dit plan wat nader beschouwende blijkt, dat het ka naal werd ontworpen vanaf het buitenhoofd van de schutsluis te Sas van Gent in een rechte lijn naar de meest oostwaarts uitstekende punt van de langs het Sassegat lopende dijk van de Papeschor-polder; van daar enigszins links buigende in een rechte lijn naar een punt, ongeveer 600 m ten zuiden van de toenmali ge sluis in de dijk van de Koegorspolder schuin door het Axelse gat; van genoemd punt, waar het kanaal 35° naar links ombuigt, werd het verder in één rechte lijn doorgetrokken naar Terneuzen, tot even voor de Westsluis (de tegenwoordige Middensluis). De oostelijke kanaalarm begon 770' m ten zuiden van het binnenhoofd van de Westsluis in noordooste lijke richting af te buigen. Vanaf het buitenhoofd van de sluis te Sas van Gent werden door dit kanaal achtereenvolgens doorsneden de schorren in het Sasse gat over een lengte van 716 m; de Autriche-, de Papeschor- en de Nieuwe-Vo- gelschorpolder over een gezamenlijke lengte van 4050 m; het Axelse gat over een lengte van 1465 mde Koegors-, de Oud-Zevenaar-, de Sluis- en Vloos wijkpolder over een gezamenlijke lengte van 6700 m, terwijl de Vlooswijkpolder door de oostelijke ka naalarm tot de oude vestinggracht bovendien nog over een lengte van 500 m werd doorsneden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1972 | | pagina 23