ZEEWSCH VLAANDEREN. L i I „EEN ACHTERHOEK AAN DEN OVERKANT” 13 L DOOH NACTGLAS. F. Als Als in den zomertijd De morgen lachtde koeltjes zweven De hemel straalt van liefde en licht ri r '4 uur gebracht. behoudt gij zeker aangename herinneringen aan dien over tocht. De immer rustelooze baren van de breede Schelde hebben ons altijd wat, soms veel, te vertellen, want zij kunnen verhalen van dagen van strijd en van glorie, van welvaart en verval, van vernedering en verheffing. Maar de geschiedenis nog daargelaten, is het uitzicht over de wijde watervlakte menigmalen betooverend schoon. Na niet langen tijd verdwijnen de gebouwen en schepen te Vlissingen, de vuurtoren van Breskcns, de in den zonne schijn flikkerende golven der Noordzee, do blonde duinen van Walcheren en eindelijk nog de Lange Jan van Mid delburg in een blauwend verschiet. De boot nadert een aanlegplaats aan den dijk waarbij een kerktorentje schil derachtig tusschen het geboomte uitkijkt, alsof het mel ons belangstelde in de reizigersdie hier in een soms angstwekkend schommelend schuitje het schip verlaten. Geheel anders wordt echter de reiswanneer donkere buien de kim benevelensombere tinten het water kleu ren, de dijken aan groene linten doen denken, gesponnen over een grauw veld en de met vlokkend schuim gepluim de golven bruisend uiteenspatten tegen de paalwerken en overzien. ontwikkelingstijdperken eene sterke vesting werd, om eeno Indien gij genegenheid en gelegenheid hebt, waarde le zer, om een kijkje tc nemen in het nog onbezocht geble ven deel van den z/aehtcrhoek aan den overkant”, kunnen wij elkander op de kaai te Ter Neuzen ontmoeten. Een der provinciale stoombooten, waarmede de gemeen schap met Walcheren, echter slechts eens per dag, onder houden wordt, heeft ons daar in een groot stcenglooiingen. Dan kan het op dezen stroom genoeg i spoken om menschen, die geen zeevoctcn hebbeneen mau- rain quart cHieiire te bezorgen en ziet menigeen met een dankbaar hart de boot om de dijkspunt zwaaien, waarop een kunstig samenstel van balken, dat de lichistoel heet, het kustlicht der haven van Ter Neuzen draagt. De eerste indrukdie machtige factor bij de beoordee- i ling van menschen en zaken, zal hier vermoedelijk niet I ongunstig zijn. Wanneer het treft, dat een paar groote, voor Gent bestemde zeeschepen door de sluizen worden geschut en anderen in de haven gereed liggen, kan het j bij deze aanlegplaats vrij levendig wezen. Als van die ko lossale zeekasteelen veelkleurige vlaggen wapperen en jan- I maat lustig opzingt bij het gangspil; als het getal van allerlei toeschouwers, door het afsluiten der groote draai brug, gedurig aangroeit en vele varensgezellen gereed staan om een kabel te grijpen en een handje te helpen I aanschouwt ge een schilderachtig tafereeltje, gevat in eene j lijst van het frissche groen der olmen en populieren op de wallen en aan het kanaal geplant, en tegen wier loof eenige nieuwe moderne woningen helder afsteken. Van het hooge bolwerk, waar tegenwoordig geen bar- sche schildwacht ons meer afwijst kunnen wij een groot deel der stad overzien. Het valt terstond in het oog, dat Ter Neuzen drie ontwikkelingstijdperken had, van een stil landstadje eene sterke vesting werden nu aan het worstelen is om eene vooruitstrevende handelsplaats te worden. In oude tijden vond men hier een kapel op een land tongaan den oever der Hontc. (Hont-ee, Hnant, Hvant), waarvan de naamvolgens sommigenop een moerassigen bodem of wel op ondergeloopen land wijst. Bij dat bede huis werden enkele woningen gebouwd en ontstond oen dorp, In het begin van don tacht-igjarigen oorlog kwamen de watergeuzen uit Vlissingen hier menigmalen stroopen later bracht het verraad van den befnamden baljuw Servaas van Steeland deze streken in handen der Spanjaardentot dat in 15 83 de graaf van Hohenlo, zwager van Willem I, hier landde en een //gewéldigh holwerck” liet opwerpen, dat naar zijne duilsche soldaten, de Moffenschans werd ge noemd. De Algeméene Staten droegen hier toen hun gezag grootendeels aan de staten van Zeeland over, die Neuzen, Axel en Biervliet als het „committimus” onder het beheer ven gecommitteerde ration lieten. Als een stil vergeten plaatsje, dat nauwelijks op den naam van stad aanspraak durfde maken en tot in de 17de eeuw' een soort van ves ting, zag Ter-Neuzen veie jaren rustig voorbijglijden. Aan dien, tijd herinneren de kerk en enkele gebouwen, lage sombere huizen mot een ouderwet,sch voorkomen alsmede de groote moestuinen en boomgaarden en de sporen van een reeds lang onbruikbare vaart naar Axel. In 1825 kwam groote verandering. Het. rijke, nijvere, door koning Willem I beschermde Gent, kreeg toen een nieuwen water weg naar zee en het kanaal tot Ter Neuzen werd op den 18deu November 18 27 plechtig geopend. Nu scheen eene betere toekomst te dagen; maar het on weer op 24 Augustus 183U te Brussel losgebarsten, kwam eensklaps de heldere vooruitzichten verduisteren. Een be zoek van Belgische vrijbuiters, die de oproervlog op den toren plaatsten, doch geen steun vindende, aftrokken, bracht spoedig Ncderlandsche troepen in de stad, die de oude wallen in staat van verdediging brachten, hier en daar veldwerken opwierpen en, last not least, den toegang voor den vijand afsloten door de omstreken onder water te zetten. Men scheen Ter Neuzen nu als een zoo belang rijk militair punt te beschouwen, dat in 1833 tot den aanleg van vestingwerken besloten werd. In zes jaren was die arbeid, welke schatten kostte, gereed, en het oude stadje

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent | 1972 | | pagina 28