17
L
«Het buis
verbrokkelde zerk bij den ingang der sacristie,
men met moeite een naam ontcijferen kanherin-
en aanzien.
Koewacht maar
aan betere tijden herinnerende,
doodstil. Onder schooltijd zijn
een smidse, het schuch-
gangvloermathet kraaien van een
vogels in de hoornenwelke hier en
in de verte
«Waar 't breede veld een zee vertoont,
Een volle zee van golvend koren,”
Langs een breeden dijk slaan wij den weg naar Axel
in. Deze dijk is een gedeelte van den ouden Graaf Jans-
dijkde vermaarde waterkeering in het laatst der dertiende
eeuw van Antwerpen tot aan het Zwin gemaakt op last
van Jan van Namentweeden zoon van graaf Guy van
Vlaanderen. De uitgestrekte polder aan de linkerzijde is
de Austriche of Oostenrijksche polder, in 1620 door Ant-
werpsche geestelijken bedijkt en als eene hulde aan den
aartshertog aldus genoemd. Rechts ligt Canisvlietpolder,
zoo als ook de breede kreek heet, welke er schilderachtig
door kronkelt en waarin de koeien zoo rustig haar bad
nemen, dat een paar deftige reigers, vlak bij hen, schier
onbewegelijk blyven doorvisschen.
Het. is een heel eind naar Axel. Wel sprak de blauw-
kiel, die ons tegenkomt in een schommelende huifkar met
klinkende bellen aan het haamtuig en gekleurde strikken
aan het vliegennet van het stevige vlaamsche paard, van
een «leupeke”, maar bij een voerman in deze streken is
zulk een afstand moeielijk te begrooten. De weg zal ech
ter niet lang vallen, daar men van den hoogen dijk een
afwisselend uitzicht over de omstreken heeft. Daar ziet
men in rijke verscheidenheid tusschen boomgroepen en la
nen de vruchtbare akkersdie deze streken beroemd maken,
Waar het nu uitgebloeide koolzaad prijkt, tusschen de
sierlijk gepluimde gerst de roode klaprozen schitteren en
het helder groene vlas met blauwe bloemen als overstrooid
is. Nog voor enkele jaren werd in deze omstreken ook
veel meekrap gebouwd, doch de cultuur heeft genoegzaam
opgehouden sedert deze plant weinig meer als verfstof ge
bezigd wordt. Wij komen door het welvarende Westdorpe,
waar geen eigenlijke dorpsstraat is, maar waarvan de ver
spreide woningen op en onder den dijk staan. Er zijn
enkele moderne huizen van bemiddelde landbouwers bij
die, hoe eenvoudig ook, toch een indruk nalaten en hun
Genlsche architecten meer eer aandoen dan de stevige,
maar meestal onbevallige woningen, die in de hollandsche
dorpen van bloei getuigen. Die gebouwen liggen hier
tusschen groote bloemrijke tuinen met gladgeknipte en ge
schoren hagenkleine gekleurde beeldendonkere priëelen
en bont geschilderde koepeltjes.
Aan de herbergen «De drie schouwen” en
ten halve”, waar de straatweg naar Hulst als eene einde-
looze laan voor ons ligtkunnen wij links naar Axel
gaan, doch volgen rechts den weg naar Zuiddorpe.
Tot in het laatst der vorige eeuw werden deze polders
door een breeden stroom van het land van Axel afgescheiden.
Hoewel het water sedert jaren verdwenen is.bleef het
verschil tusschen de bevolking ten noorden en ten zuiden
van Axel voortduren. Hier de vlugge, slank gebouwde,
woelige Vlaming, met dunne vingers en lossen gang,
streng katholiek, maar het leven luchthartig opvattende en
het heil zyner ziel vol vertrouwen aan «meneerden pastor”
overlatendeeen manwiens grootste genot is om zondags,
opzichtig gekleed,, in de bolbaan of bij het gaaischieten,
onder luidruchtig geklap en vrooiijk geschater een onge
loofelijke hoeveelheid bier te drinken en die dan niet
gaarne zelfs den meest haveloozen bedelaar met ledige
handen zou voorbij sturen. Daar de stugge nakomeling
van zeetiwsche kolonisten, grof, sterk, met forsche knoken
en den mond maar zelden tot een glimlach plooiend. Hij
duldt nauwelijks kleuren aan zijne donkere kleeding, is
streng vgriffermeerd”, beschouwt den zondag als een sab
bath, waarop hij het liefst, buiten kerktijd, by een kopje
slappe koffi.0* laihgzaam en lang, mot zijne geestverwanten
over afgetrokken kerkeiijke leerstukken redeneert. Bede
laars vindt men onder die boeren niet en de behoeftige is
nauwelijks van den welgestelde te onderkennen.
Tóch zijn er bij die ongelijksoortige menschen meer
punten van overeenkomst dan men oppervlakkig wel den
ken zou en die aantoonendat de onbezorgde Vlaming en
de stoere Zeeuw loten zijn van denzelfden stamdoor gods
dienst en geschiedenis sedert eeuwen gescheiden. Wat bij
den een aan de oppervlakte ligt, is bij den ander diep
verborgen, en van de kleiboeren kan vooral gezegd wor
den, dat «stille waters menigmalen diepe gronden hebben”.
Het verschil van den bodem is niet minder groot. Naar
mate men de grenzen nadert, vermeerdert het houtgewas en
worden wilgen en olmen door eiken en dennen vervangen
terwijl de korenakkers voor boekweitvelden beginnen plaats
ie maken.
Zuiddorpe is eene vriendelijke plaats met een vlaamsch
voorkomenwaar de huizen geen stoepen hebben en na
men en opschriften met groote letters op het pleister ge
schilderd staan. In de nette herberg is alles terdege «af-
gekuust” (schoongemaakt), en misschien ter gedachtenis
aan een pas gevierde bruiloft hangen aan den zolder ver
scheidene kronen, kunstig geknipt van veelkleurig papier
en met klatergoud en zilverlinten en strikkengroen en
bloemen versierd. Ik hoopdat gij hier met den «sam-
petter” (veldwachter) zult kennis maken. De meer dan
tachtigjarige, altijd nog dienstdoende grijskop, was tot
voor enkele jaren (misschien nog) eene illustratie van het
dorp. Als model voor een schilder had hij opgang kun
nen maken. Hij was recht als een kaars, lang en
slank en had vriendelyke trekken en heldere oogen, die
schitterden ah hij verhalen ging van zijn huzarentijd cn de
woedende kavalcriechargcs bij Waterloo, De ontberingen
van menigen veldtocht was hij gelukkig te boven geko
men «want ik was sterk van naturel, verstaede?”
Schuins over de herberg stónd in vroegere eeuwen het
aanzienlijk kasteel der ridders van Gistellcs, van wie wel
liet meest vermaard is heer Joost van Gistelles, bekend
als le grand vogageur, omdat hij van 1481 tot 148 5 eene
reis naar Iridië en Palestina deed door zijn kapelaan be
schreven en vele malen herdrukt. Men verhaalt, dat hij
toontusschen de bladen van oen zakboekjede zaden der
boekweit (heidcnsch koren blétarariii) heeft medegebracht cn
te Zuiddorpe geplant, van waar de vrucht zich verder door
Vlaanderen heeft verspreid. Hoe zij er een zegen werd
heeft Ledeganck in een liefelijk lied bezongen. Het aan
zienlijk geslacht is uitgestorven, het slot spoorloos verdwe
nen en een verbrokkelde zerk bij den ingang der sacristie,
waarop
nert aan de onbestendigheid van rijkdom i
Wij zullen de grensdorpen Overslag en
onbezocht laten en naar Axel terugkeeren.
Axel is een zindelijk stadje, met een mooie breede hoofd
straat en deftige huizen,
Het is er echter stil
het klinken van den hamer in
ter uitkloppen van een
haan, hot sjilpen van
daar de straat verlevendigen en nu en dan,
de bel van het station of het fluiten van een locomotief,
zoowat de eonigc blijken dat hier menschen wonen en wa
ken. Op de zaterdagsche markturen wordt Axel echter
wakker. Dan storten een aantal phaetons, tilbury’s, kar
retjes cn elders weinig meer voorkomende rijtuigsoorten,
hare vracht in het oude stadje uit; dan is het woelig op
straat cn de «uitspanningen”, en krioelen vlaamsche en
zeeuwsche boeren, graankoopers cn vlashandelaars in de
ruime ouderwetsche kamers van het ouderwetsch maar uit-