m
UIT HET BEHEER
BRUINTJESKREEK
EN SCHONE BODEM IN DE BRUI NT) ESKREEK
Afgelopen zomer is de Bruintjeskreek op St. Philipsland in opdracht van Het Zeeuwse Landschap en in
samenwerking met het waterschap Zeeuwse Eilanden geheel uitgebaggerd.
j Avond in de
Bruintjeskreek.
De Bruintjeskreek was in de tijd dat
St.Philipsland nog grotendeels een
schorregebied was een getijdenkreek
die het Slaak en de Krabbenkreek
verbond. In 1847 is de Bruintjeskreek
binnengedijkt. Zoals nagenoeg overal
in Zeeland de situatie was, en vaak
nog is, vormden na inpoldering de
restanten van grote en kleine voor
malige getijdenkreken belangrijke
onderdelen van het afwaterings
systeem van het nieuwe landbouw
gebied. In de loop van de tijd zijn, al
of niet middels ruilverkavelingspro
jecten, veel van de kleinere kreken
gedempt en/of rechtgetrokken. De
grote kreken waren daar echter te
omvangrijk voor, en deze relicten uit
de tijd van een getijde situatie ver
vullen in de meeste gevallen nog
steeds een belangrijke rol bij de
afwatering van de polders. Veel van
deze kreken, die de laagste delen
van het omringende poldergebied
vormen, zijn eveneens van belang als
waterstaatkundig buffergebied. In
tijden van veel regenval kan het
water zich hier tijdelijk ophopen,
waardoor de bouwlanden minder wa
terschade ondervinden. Met de op
komst van het natuurbeschermings
besef zijn de afgelopen decennia
nagenoeg alle Zeeuwse kreekge-
bieden van enige omvang aangewe
zen, en deels reeds verworven als
natuurgebied. Hierbij kregen niet
alleen de aangrenzende moerassige
oeverlanden een natuurstatus, maar
ook het eigenlijke watergedeelte van
de kreken. Echter, dit betekent in de
praktijk een problematische situatie;
het waterbeheer van de kreken is in
de meeste gevallen door de desbe
treffende waterschappen geheel af
gestemd op een landbouwkundig
gebruik. Dit houdt ten eerste in dat
het waterpeil strikt gehandhaafd
wordt op een vast peil, dat boven
dien, erg onnatuurlijk, in de winter
lager wordt afgesteld dan in de zo
mer. En ten tweede blijkt dat bijna
alle Zeeuwse kreken in de loop van
hun leven na de indijking zijn ver
worden tot 'bezinkputten' van het
omringende landbouwgebied. De
meeste kreken hadden van oorsprong,
door hun getijdenverleden, een
harde, zandige bodem. Hierdoor was
de eerste decennia na indijking het
water in de kreken helder, waardoor
waterplanten tot ontwikkeling
konden komen, en kon, bijvoorbeeld
in het geval van de Bruintjeskreek,
het water-ecosysteem gevoed worden
met brak kwelwater. Doordat grep
pels, en later drainwaterbuizen in de
landbouwpercelen uiteindelijk
allemaal uitwaterden op de kreek-
gebieden, hoopten zich hier in de
loop van de tijd een dikke sliblaag
op. Toen het gebruik van spuit-
middelen en kunstmest in de
landbouw steeds meer in zwang
kwam, ging het in de dichtslibbende
kreekgebieden tevens om extra
voedselrijk, en in bepaalde situaties
vervuild slib, met onder andere
algenbloei en 'groene soep' als
resultaat. De gevolgen zijn onder
andere, mede door het ondieper
worden van de kreekgebieden, een
afname van de waterkwaliteit (zuur
stofloosheid), troebel water, weinig
of geen waterplanten, en een ver
armde waterfauna.
Het hiervoor geschetste probleem
van een aangetaste natuurfunktie
van kreekgebieden als de Bruintjes
kreek is niet gemakkelijk op te
lossen. Echter, de laatste jaren
worden door de provincie, de water
schappen en natuurbeheerders veel
voorbereidingen getroffen en maat
regelen uitgevoerd om te komen tot
herstel en ontwikkeling van de
Zeeuwse kreekgebieden.
Een optimale situatie uit natuur-
oogpunt zou zijn: een onderwater
bodem van schoonzandig sediment,
helder water rijk aan waterplanten en
vis, visetende vogels en een natuur
lijke peilvariatie, waarbij de oever
landen 's winters lange tijd blank
kunnen staan. Voor de Bruintjeskreek
wordt een dergelijk herstelproject de
laatste jaren stap voor stap uitge
voerd, alhoewel het einddoel op
korte termijn nog niet realiseerbaar
lijkt. Enkele jaren geleden is een
groot deel van het landbouwgebied
dat via de Bruintjeskreek afwaterde
afgekoppeld van deze kreek. Middels
de ruilverkaveling St.Philipsland is in
1995 het beheersgebied van Het
Zeeuwse Landschap in de Bruintjes
kreek met ca 11 ha uitgebreid tot in
totaal 28 ha. En afgelopen zomer is
middels de baggerwerken de land
bouwkundige 'erfenis' uit de Bruin
tjeskreek verwijderd; zo'n 20.000 mJ
slib is afgezet op twee aangrenzende
landbouwpercelen. Dit baggerprojekt
wordt middels een ecologisch moni-
toringsonderzoek gevolgd en over
twee jaren geëvalueerd.
Waarschijnlijk kunnen de ervaringen
van dit project gebruikt worden bij
de vele kreekherstelprojecten die in
Zeeland de komende jaren nog uit
gevoerd zullen worden. De kosten
van het baggeren van de Bruintjes
kreek en het begeleidend onderzoek,
ca f620.000,-, worden grotendeels
betaald door het ministerie van LNV.
G.J.B.