Kreeften in de
Oosterschelde
D<
TT?
I lADSCHi Pjj Door Gerard Heerebout
4
'e Oosterscheldekreeft is tegenwoordig een hoogstaand culinair Zeeuws product en daarbij ook
duurzaam 'geproduceerd'. Maar het is nog maar sinds een aantal jaren dat de populatie kreeften in de
Oosterschelde zo omvangrijk is. Vroeger werden er nauwelijks kreeften gevangen in de Zeeuwse wate
ren. Voor de consumptie werden ze van elders ingevoerd. Maar dat is heel anders geworden!
Zoutgehalte, stroming, schuilmogelijkheden en watertemperatuur zijn een aantal belangrijke factoren
die de omvang van het kreeftenbestand bepalen.
Een Oosterschelde zonder kreeften
Van de vroege geschiedenis van de kreeft in Zeeland is
eigenlijk weinig bekend. Smallegange (1697) vermeldt
dat er in de 17e eeuw door inwoners van Zierikzee
grote hoeveelheden kreeften uit Noorwegen gehaald
worden. Maar niets over kreeftenvangst in Zeeland.
Baster vermeldt ook het halen van kreeft uit
Noorwegen en Zweden door kooplieden uit Zierikzee.
"Ik reken, dat er tegenwoordig dertien Kreeftehaalders
zijn, of scheepen, die 'sjaarlyks na Noorwegen en
Zweeden om kreeften vaaren. Elk schip doet doorgaans
vier reizen, en zij brengen door malkander eiken reis
12.000 kreeften mede, 't welk een getal van zes hon-
dert vier en twintigduizend kreeften uitmaakt; die met
deze scheepen 'sjaarlyks aangebragt, en na de naburige
provinciën, inzonderheid Holland en Braband, verzon
den worden".
Als de nieuwsgierige Baster iets te weten wil komen
over de levenswijze en voortplanting van kreeften, kan
hij kennelijk niet te rade gaan bij een locale visser,
maar moet hij zijn kennis elders opdoen. Hij schrijft:
"Ik heb door goede vrinden in Noorwegen, alwaar
deze kreeften on zeer groote menigte gevonden wor
den, verzogt, my zoo veel mogelyk, te willen onderreg-
ten, hoe het met de voort-teeling derzelven toegaat."
Het lijkt er toch wel heel sterk op dat er geen in
Zeeland voorkwamen. Snellen van Vollenhoven (1870)
rekent de zeekreeft niet tot onze fauna, maar vermeldt
hem voor de volledigheid wel "omdat die vaak in
bloedrood gewaad op onze tafels komt".
Het eerste begin
De eerste vermelding van een kreeft uit de Ooster
schelde is van Hoek. Hij was opziener bij het Bestuur
der Visscherijen op de Zeeuwsche Stromen en vermeldt
de vangst van een kreeft als een bijzonderheid. (Hoek,
1881): "niet ver van Yerseke gevangen". In een oester
put bij Wemeldinge werden er vervolgens tussen 1883
en 1888 jaarlijks 4 of 5 gevangen (Fokker, 1910).
Kreeften hebben in hun jeugd een larvenfase; de kreef
tenlarven zweven enkele weken in het plankton voor
dat ze naar de bodem zakken. Aangenomen moet wor
den dat door de eeuwen heen kreeftenlarven de
Oosterschelde wisten te bereiken, maar dat er nooit
een populatie opgebouwd is. Er moet dus iets gebeurd
zijn, waardoor kreeften vanaf het einde van de negen
tiende eeuw in Zeeland, speciaal de Oosterschelde,
konden blijven leven. De waterstaatsgeschiedenis geeft
hierop een mogelijk antwoord.
De kunstmatige rotskusten, zoals wij die nu overal in
Zeeland kennen, waren voor 1860 nauwelijks aanwezig.
Onder water was er voornamelijk slik en zand, voor
kreeften geen goed biotoop. Kreeften leven verscholen
tussen de stenen van de dijken en hun overlevingskan
sen namen dan ook toe naarmate er meer steenbestor-
tingen aan dijkvoeten aangebracht werden.
Maar er is nog een andere factor van belang. Zuid-
Het kreeftenvangen
met fuiken is een
ambachtelijk gebeu
ren. In iedere fuik
zit maar één kreeft.
Bijkomende vang
sten zijn zeldzaam
en het milieu wordt
nauwelijks of niet
geschaad.
(Stichting Promotie
Oosterschelde
kreeft)