Zweefvliegen leven in iedere tuin l Door Chiel Jacobusse Illustraties: Adri Karman Zweefvliegen zijn erg populair als studieobject bij jonge natuurliefhebbers. Eén van de redenen is waar schijnlijk dat deze kleurrijke insecten niet al te moeilijk op naam te brengen zijn, terwijl ze bovendien talrijk voorkomen in vrijwel alle denkbare milieus. Daarnaast levert het bloembezoek van de meeste soorten een goed aanknopingspunt voor kleine gedragsonderzoekjes. Op deze pagina's zijn de meest algemene soorten -4 afgebeeld en besproken, zodat geïnteresseerde lezers in eigen tuin op safari kunnen. Het insect dat hier figureert is ongetwijfeld een zweef vlieg, al is niet direct duidelijk welke soort het betreft (wellicht de groene elzenzweefvlieg, Didea alnetil). De in 2000 verschenen Zweefvliegenveldgids van de Jeugdbond voor Natuurstudie noemt 320 soorten die in Nederland voorkomen, maar zeker de laatste jaren worden er met de regelmaat van de klok nieuwe soor ten ontdekt. Dat heeft, behalve met het veranderende klimaat waar veel insecten van profiteren, waarschijn lijk vooral te maken met het intensieve onderzoek dat de laatste jaren is gedaan als voorbereiding op een uit te geven atlas in de serie Nederlandse Fauna. Meesters in mimicry Zweefvliegen leven overal. In bossen en parken, in moerassen en duinen, maar ook in bermen en tuinen zijn ze vaak talrijk te vinden. Binnenshuis komen ze alleen per ongeluk, want daar hebben ze helemaal niets te zoeken. Volwassen zweefvliegen zijn over het algemeen bloembezoekers, die het voorzien hebben op nectar en stuifmeel. Zweefvliegen zijn ware meesters in mimicry. Dat wil zeggen dat ze er prima in slagen om op iets anders te lijken dan ze werkelijk zijn. Veel zweefvliegen vertonen het uiterlijk van weerbare insecten als wespen en bijen om op die manier een confrontatie met natuurlijke vijanden als vogels en spitsmuizen te ontlopen. Zo leeft in de meeste tuinen de blinde bij Eristalis tenax), een zweefvlieg die sterke gelijkenis vertoont met een gewone honingbij. De naam 'blinde' bij heeft (net als 'dove'netel) betrekking op het feit dat het beest, in tegenstelling tot een tweelingsoort, volkomen onge vaarlijk is. Het verschil met een echte bij is vooral aan twee kenmerken goed te zien. In de eerste plaats heb ben alle vliegen slechts één paar vleugels, terwijl bijen en wespen steevast twee paar vleugels hebben. Dat is echter niet altijd even goed zichtbaar, omdat de vleu gels van bijen en wespen boven elkaar liggen, zodat in rust alleen de bovenste twee vleugels zichtbaar zijn. Een goed kenmerk dat vrijwel altijd opgaat, is de leng te van de antennen. Bij bijen en wespen zijn de anten nen steeds veel langer dan de kop; bij vliegen altijd een Het grillige spel van licht en scha duw boven een bospad wordt niet zelden opgeluisterd door in de lucht hangende insecten, die telkens even stilstaan om vervolgens via een pijlsnelle duikvlucht een andere positie in te nemen waar ze opnieuw stilstaan. Bertus Aafjes schildert het in zijn Maria Sibylla Merian in levendige bewoordingen: Onder een mk Ut't jcmtt der berken Houdt ziek op dulzelmeüe nier ken Ben. kleine izliea in evenwicht, Binnen een jouden balk van licht. Hij heejt zijn rusteioos bewepen Tol Ut zijn eipen kern vertegen. Zie, Ut zijn koj> stam, onbewogen Twee wonderlijke rode oaen Zijn groen jacguet vonkt Ut de t(on; Hij draagt een zwarte pantalon, En drie paar gele kowseooeten. Zoiets %ou men schilderen moeten....

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2005 | | pagina 13