De stormvloedkering in de Oosterschelde heeft ons veiligheid opgeleverd en Nederland
opnieuw op de kaart gezet als een land met revolutionaire ontwerpen op waterbouwkundig
gebied. Als minder positief aspect heeft het ook geresulteerd in 'zandhonger', omdat getij-
volume en geuldoorsneden in de Oosterschelde uit balans zijn geraakt. Daardoor eroderen
slikken en platen en vullen de geulen zich met het vrijgekomen sediment. Zijn er op dit
moment oplossingsrichtingen in zicht?
EXóXóF MMl DO@DuDDuD0öDg]S]
Krabbekreek in
de Oosterschelde
Chiel Jacobusse
De zandhonger in de Oosterschelde
was niet een onbekend fenomeen
ten tijde van het ontwerpen van de
kering. Op basis van de al bekende
relatie tussen het getijvolume en
het doorstroomoppervlak van de
geulen, schreef Henk Saeijs. de
latere hoofdingenieur-directeur
van Rijkswaterstaat Zeeland, in
zijn proefschrift in 1982 dat een
verondieping van de Oosterschelde
verwacht kon worden, maar dat het
aandeel van de getijdenplaten in dit
proces vermoedelijk gering zou zijn.
Een toename van het schorareaal na
constructie van de stormvloedkering
werd zelfs nog waarschijnlijk geacht.
Een voorspelling in welke mate de
getijdenplaten in oppervlakte zouden
toenemen of afnemen achtte hij op
dat moment onmogelijk. Enkele jaren
later werd een eerste voorspelling
gedaan van 70 hectare verlies aan
platen en slikken per jaar. De onze
kerheden die de bouw van de storm
vloedkering met zich meebracht voor
de morfologie van de Oosterschelde,
verdwenen echter achter de massieve
technische opgaven en problemen
die bij de planning en bouw van de
kering opdoemden.
Na de bouw van de kering konden de
morfologische veranderingen in de
Oosterschelde pas ook in werkelijk
heid gemeten worden. Aanvankelijk,
in de eerste helft van de jaren '90,
leek het verlies aan slikken en pla
ten nog redelijk beperkt te zijn met
een gemiddelde jaarlijkse afname
van ongeveer 34 hectare, de helft
dus van wat in eerste instantie was
voorspeld. Recent onderzoek heeft
echter uitgewezen dat de afname
over de gehele periode na de bouw
van de stormvloedkeringjaarlijks
zo'n 50 hectare is geweest. En het is
niet te verwachten dat dit proces snel
zal stoppen: zelfs als alle slikken en
platen in de golven zijn verdwenen, is
de zandhonger van de Oosterschelde
nog lang niet gestild. We kijken dus
aan tegen een toekomst met een jaar
in, jaar uit afnemend areaal aan
getijdengebied: als de achteruitgang
in het huidige tempo doorzet, zal
er tegen het einde van de voorziene
levensduur van de stormvloedkering
(ca. 200jaar) geen getijdengebied
meer over zijn.