De eerste bij die in het vroege voor jaar in de tuin verschijnt, is dikwijls de aardhommel. Al vanaf half febru ari zijn bij mooi weer de koningin nen te zien. Ze onderscheiden zich van de werksters die later in het jaar verschijnen door hun grote formaat. Koninginnen zijn de enigen die het er levend afbrengen als de winter gepasseerd is. Zij stichten een nieuwe kolonie die in de loop van het seizoen steeds verder uitdijt. Als spoedig verschijnen er ook ande re hommels, zoals de steenhommel met zijn vuurrode achterlijfspunt en de overwegend bruinbehaarde akkerhommel. Algemeen is ook de tuinhommel, die sterk op de aardhommel lijkt, maar de tuinhom mel heeft twee gele bandjes op het borststuk in plaats van 's'n. Ook is de tuinhommel te herkennen aan de langgerekte kop. Tussen al die hom mels verschijnt vanaf eind maart een flink uit de kluiten gewassen andere bij die je op het eerste gezicht ook voor een hommel zou houden. Het is de gewone sachembij, Anthophora plumipes. Opperhoofd De gewone sachembij heeft net als andere sachembijen opvallend dunne middenpoten. Daarop zit een heel typerende beharing die wel wat doet denken aan de franje zoals indiaanse opperhoofden die aan hun broek droegen. Daar komt de Nederlandse naam sachembij (sachem indi- 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2006 | | pagina 16