Ze vormen een onopvallend, maar intrigerend onderdeel van het platteland van Schouwen,
Tholen, Walcheren en Zuid-Beveland: gehuchten, wel een stuk of 25 in getal, met een
gemeenschappelijke geschiedenis. Een bewogen geschiedenis, want allemaal vielen ze
in de loop der tijd terug van kerkdorp tot gehucht zónder kerk. Je zou ze daarom de
gekrompen dorpen van Zeeland kunnen noemen. In het bekende, 19de-eeuwse Aardrijks
kundig Woordenboek van A.J. van der Aa worden ze op een stereotiepe manier aangeduid
als: 'een gehucht, voormaals een dorp'. Hoe verliep hun geschiedenis en welke betekenis
bezitten ze anno 2007? De Walcherse gehuchten staan hierbij centraal.
Enkele 'gekrompen dori
op de borden.
Bron: via Aad de Klerk
Oktober 1974: hoog binnen
water in de omgeving van
Hoogelande
Bron: via Aad de Klerk I
Toen er, in de twaalfde en dertiende
eeuw, op grote schaal dorpen met
kerken verrezen in de Zeeuwse
kerngebieden, kwamen die niet
allemaal op een even gunstige plek
te liggen. Sommige nederzettingen
moesten het met een heel smalle
kreekrug doen, en dat beperkte de
mogelijkheden. Hoogelande, in het
hart van Walcheren, kwam zelfs niet
eens op zo'n rug te liggen. Terzijde
van de kreekruggen verslechterden
de omstandigheden, sinds men in de
gaten had gekregen datje daar veen
kon winnen. Op den duur verander
den deze poelgebieden, zeker in herfst
en winter, in ware binnenzeeën.
Misschien waren het ook wel te veel
dorpen met toch maar een handjevol
inwoners dat de kerk en zijn pastoor
of kapelaan financieel moest zien
te onderhouden. Sommige dorpen
leidden dan ook al snel een
kwijnend bestaan. Zoiets weten
we van bijvoorbeeld Capelle op
Duiveland, Westkerke op Tholen,
Poppendamme en Sint Janskerke
op Walcheren.
Kerkruïnes
De genadeklap werd uitgedeeld in
de beginjaren van de Tachtigjarige
Oorlog, de jaren 1572-1577. Bij een
soort van guerrilla tussen Geuzen en
Spaansgezinde troepen werden toen
de kerkgebouwen vrijwel overal in
Zeeland verwoest, en veranderden
veel dorpen in complete puinhopen.
Van de kerken op Walcheren zou
alleen die van Gapinge betrek
kelijk onbeschadigd uit de strijd
zijn gekomen. Na het luwen van de
strijd kon er, door geldgebrek - bij
de dorpelingen, maar vooral bij de
gewestelijke overheid in Middelburg
geen sprake zijn van herstel van
al deze verwoeste kerkgebouwen.
Dat betekende op de ene plaats:
herbouw waardoor het hart van het
dorp intact bleef en waardoor ook
de bewoners bleven. Op de andere
plaats: afbraak van de kerkruïne met
als gevolg dat de (meeste) bewoners
vertrokken naar een dorp mét kerk
om daar de - inmiddels protestantse
- erediensten te kunnen bijwonen. Zo
werd in 1575 van hogerhand bevolen
de kerkruïnes in Boudewijnskerke
en Sint Janskerke verder af te bre
ken, om met het afbraakmateriaal
Tekening uit 1751 door Aert
Schouman van de kerkruïne
van Buttinge, met rondom
een karakteristiek kerkhof-
muurtje.
Bron: via Aad de Klem
ZeeuwsLandschap
MX.T* ourn; Kvi-NX Tü ÏUTTW6IN I7g mioiKïN