Pijlstaarten in Zeeland
met het voorkomen van voldoende
wilgenroosjes, met name knikkend
wilgenroosje. Het klein avondrood is
in tegenstelling tot het groot avond
rood juist wel sterk vertegenwoor
digd in het duingebied. Daar waar
de favoriete voedselplant van de
rups, geel waistro, massaal voorkomt
in schrale duingraslanden, vliegt ook
de vlinder talrijk. Geel waistro komt
buiten het duingebied in Zeeland
ook nog voor op enkele bloemdijken
op Schouwen-Duiveland. Het klein
avondrood kwam daar vroeger voor
maar of dat nu nog zo is weten we
niet zeker.
Migranten
Bijna de helft van de in Zeeland
waargenomen pijlstaarten zijn trek-
vlinders of migranten.
De doodshoofdvlinder en de win-
depijlstaart behoren tot de echte
trekvlinders. Hun aanwezigheid in
ons land heeft alles te maken met de
omstandigheden in het thuisfront
Afrika. Is het daar én in Zuid-Europa
extreem warm en droog, dan is de
kans groot dat ze naar het noorden
trekken en Europa als het ware
overspoelen. Ze moeten wel, want de
planten waar hun rupsen op leven
zijn vrijwel zonder uitzondering min
of meer droogtegevoelige kruidach
tige gewassen. De soorten die op
bomen of struiken leven hebben geen
of meestal geen neiging tot migratie
omdat dat simpelweg niet nodig is.
De wingerdpijlstaart en de
gestreepte pijlstaart hebben ook hun
oorsprong in Afrika, maar deze twee
worden zeer zelden gezien in ons
land. Door de warme zomers hebben
we afgelopen tijd enkele zeer goed
trekvlinderjaren gehad met diverse
waarnemingen van de gestreepte
pijlstaart en erg veel meldingen van
de windepijlstaart.
Trekvlinders kunnen onze natte
en koude winters (op een enkele
Anna Almekinders
Anton Baaiiens
uitzondering na) niet overleven.
Nakomelingen van deze immi
granten zouden dan terug moeten
vliegen naar het zuiden. Maar of
dat daadwerkelijk gebeurt en in
welke mate is niet precies bekend.
Doodshoofdvlinders worden regel
matig door imkers in bijenkasten
waargenomen waarin ze van de
honing snoepen. Ze passen precies
tussen de raten en weten meestal ook
ongeschonden de bijenkast weer uit
te komen. Dat doodshoofdvlinders
kunnen piepen als een muis komt
daarbij misschien goed van pas.
Migranten trekken over minder grote
afstanden dan de echte trekvlinders.
Voorbeelden daarvan zijn de wolfs-
melkpijlstaart en de walstropijl-
staart. Zij leven beiden min of meer
in een pioniersmilieu waarin plotse
linge voedselschaarste de vlinders
dwingen om nieuwe leefgebieden te
zoeken. Cypreswolfsmelk en hek-
senmelk groeit veel in dynamische
rivierengebieden en zeewolfsmelk
in dynamische kustlandschappen.
Zeewolfsmelk is een geliefde voed-
bovenaan
Rups groot avondrood
onderaan
Groot avondrood