l
r
ri
r
slechte grond, maar eigendom van
het Armbestuur ('den Ermen').
De leukste namen zijn natuurlijk die
waaraan een, al dan niet in de verge
telheid geraakt, verhaal verbonden
is. Het Stuversland zou ooit in slechte
tijden voor één stuiver verkocht zijn.
Ook personen zijn vaak vernoemd,
al of niet met bijnaam: 't Land van
Schêêve Jan, Bie Moe Ka (bij tante
Kaatje), Kees Kop, 't Landje van
Opoe. Maar waar komen namen van
daan als Den Druper, Den Iesderen
Bil, de Deugniet, het Grootmoedertje,
de Neusdoekjes? Ze prikkelen de fan
tasie. De Rooie Neuze bij Ovezande
is weer wel verklaarbaar: hier stond
vroeger het Rode Huis (den Rooien
'Uuze).
Nu de oudere generatie ze nog kent,
is het van belang veldnamen vast te
leggen. Ze vertellen een verhaal over
de oude gesteldheid en de geschiede
nis van de streek. Gelukkig zijn er
al verscheidene publicaties over ver
schenen, onder andere op Schouwen-
Duiveland, Noord- en Zuid-Beveland
en Walcheren. Op Zuid-Beveland
wordt het onderzoek nog voortgezet.
Nog beter is het wanneer de oude
namen nieuw leven wordt ingebla
zen, bijvoorbeeld in de vorm van
straatnamen in nieuwe wijken. Op
initiatief van de Heemkundige Kring
De Bevelanden is in de nieuwe wijk
Mannee in Goes een aantal veldna
men gebruikt. Dat leverde aardige
straatnamen op als de Blauwe Schoe,
de Broodkist, het Land van Straub,
Het Jagertje.
Het viaduct in de N258 bij Terlucht
('s-Heer Arendskerke) heeft onlangs
de naam Coosaard gekregen. Dit is
een oude veldnaam, die weer is afge
leid van een persoonsnaam Coosaard
of Kotsaerd. De betekenis duidt op
iemand die in een kot (koterij, een
kleine boerderij) woont. Zo is de
naam steeds verschoven: eerst was
er een kotje, daarna een bewoner die
ernaar genoemd werd. Naar hem
heette weer een stuk land en nu het
viaduct. De naamgever is allang ver
geten, maar zijn naam leeft voort.
Ad Beenhakker is voormalig hoofd
'Bureau natuur en landschap' van de
provincie Zeeland
Zouterik
Persoonlijk vind ik 'zouterik' één van
de meest karakteristieke Zeeuwse
woorden. Het werd, en wordt, op ver
schillende wijzen gebruikt. Ik hoorde
het voor het eerst in de jaren zeventig
van een Schouwse boer die wees
op een harde, korstachtige begroei
ing op de betonnen zijkant van de
afwateringskreek bij het gemaal
Prommelsluis; 'Kiek. zouterik'. Hij
vertelde dat die begroeiing met de
jaren steeds dikker kon worden, en
dan afgestoken moest worden om
afwateringsproblemen te voorkomen.
Later begreep ik dat het om het
kolonie-vormende mosdiertje Electra
crustulenta ging. Naast begroeiin
gen op harde objecten in brak water
komt, of beter gezegd kwam, dit
mini-koraalrifvormende diertje ook
voor in de vorm van bolvormige,
poreuze stenen op de bodem van een
aantal brakke kreken in Zeeland.
Deze groeivorm van zouterik werd
meestal benoemd als 'levende ste
nen', 'palingbrood', en 'kaaskens'.
De kreek 'Kaaskenswater' bij het
ziekenhuis van Zierikzee verwijst
ernaar. Momenteel vindt, om ondui
delijke reden, nauwelijks meer groei
van deze mosdierkolonies plaats in
de kreekgebieden waar ze vroeger
voorkwamen.
In Zeeuws-Vlaanderen is zouterik de
streeknaam voor zeekraal. Daarnaast
kwam ik het woord daar tegen als
locatienaam. In het Verdronken Land
van Saeftinghe duidden de schaaps
herders van oudsher een bepaald
gedeelte van de oudste kern van
dit schorgebied, de Noord, aan met
Zouterik. Op een Belgische landkaart
van 1802 van de 'schorren geleegen
voor Kieldrecht', nota bene opge
maakt ter bedijking van Saeftinghe,
wordt de Zouterik reeds aangegeven.
In Nieuwvliet wordt dit mooie woord
nog steeds gebruikt, als straatnaam.
Gert Jan Buth is redacteur van
Zeeuws Landschap
V-lM
4' "*'V|
Struik zeekraal, oftewel
zouterik (C. Jacobusse)
Zeeuws Landschap
21