RijkstuinbouwconsuW
Vrijdag 14 Jan. 1944
3e Jaargang No. 2
^Over veehouderijprobiemenj)
Onlangs lazen we ergens dat de douche in het leven
van menigeen een martelwerktuig is. Het wil ons voor
komen dat er weinig van dergelijke werktuigen zijn die
zoo'n gunstigen invloed hebben op ons lichaam, maar
vooral op onzen geest. Gij weet toch lezer en lezeres
dat in de vertaling van het woord „douche" in uw
woordenboek staat aangegeven als te zijn „het toestel
voor storibaden"?
Welnu, het komt er op aan den durf te hebben zelf onder
een dergelijk toestel te gaan staan. Soms is het zoo dat
v/e het wel graag zouden willen, maar niet durven We
nemen het ons vast en zeker voor, maar als het moment
van handelen daar is, treden we ierug of voelen eerst
hoe warm het water is dat over ers zal worden uit
gestort. Toch voelen degenen die rcwoon zijn hun
lichaam onder dit stortbad te he; er zich zeer wel
bij Natuurlijk denken wij hiejb'j vc - cl aan koud water,
want een warme douche is e-r - niets ande-s den
een overeenkomst tusschen wé) en niet durven We
vonden daaromirent deze uitspraak: „Men durft eigen
lijk niet, maar men is zoo ijdel, dat men het zelfs tegen
over de douche geen woord wil hebben". Laten we
evenwel vast stellen dat de meeste menschen toch nog
liever onder de warme douche Tan staan, alhoewel
hun lichaam zeer zeker een koude roodig heeft.
Wellicht denkt gij, lezer of lezeres, dat schrijver dezes
ook een roffel van waterdruppels op zijn huid heeft
gekregen in den vorm van scherjoe opmerkingen. Zoo
is het niet bepaald, maar toch heeft de inhoud van tal
van brieven over de vee- en veebonnenprijzen hem
koude riliingen bezorgd, die hem aan een kovde douche
deden denken. Die brieven onderstreepten namelijk nog
eens de moeilijke positie van de veehouders, vooral op
de lichtere gronden, zooals bv. cndergeteekende die
ook uit eigen aanschouwing beleeft
Als daar een boerenzoon vraagt om raad bij overname
van den inventaris, nu hij" straks eindelijk zal kunnen
trouwen, omdat hij het bedrijfje van zijn ouders kan
overnemen, maar zijn toekomstplannen in gevaar z'sl
bij zulke prijzen, moet men wel tot nadenken komen.
„Al zou ik er geld voor hebben", zoo schrijft hij, „mag
ik dan het benoodigde vee tot mijn bedrijfsmaximum
overnemen tegen deze fabelachtige prijzen? Waar
beiand ik dan als ik met Mei een
melkkoe overneem voor 2500.
en in den volgenden winter deze
zelfde koe eventueel moet leveren
aan het Bedrijfschap voor Vee en
Vleesch als mijn aandeel in de vee
levering voor hoogstens een paar
honderd gulden? Maar ik heb het
geld NIET voor aankoop van al het
vee, dat ik noodig heb. Als ik dat
opneem, weet ik ook niet waar ik
later uitkom. Ik ken hier in de om
geving ook nog boeren, die in den
vorigen oorlog (toen het hier mobi
lisatie was) zijn begonnen, aangelokt
door de tamelijk hooge producten-
prijzen. De veeprijzen waren toen
veel lager! Ze huurden practisch
zonder eigen geld een boerderij, ze
moesten dus met geleend geld aan
den slag en plukken heden ten dage
daarvan nog de wrange vruchten.
Aan een dergelijk avontuur heb ik
geen behoefte"
We kunnen ons dat voorstellen. Er zijn
in dien tijd en kort daarna (19161926)
ook pachtboeren geweest die een
eigen bedrijf kochten en daarop een
vrij hooge hypotheek namen. Als ze in
de crisisjaren niet kapot zijn gegaan,
dan hebben velen het tot heden toe
nog uiterst zwaar te verantwoorden
gehad. En vooral het veehoudende
deel
De verstandigsten onder de boerenjongeren herinneren
zich dat, zooals de bovengenoemde boerenzoon en zij
vragen: wat wordt er gedaan om ons dat lot te bespa
ren, doch ons toch de mogelijkheid te bieden met een
bedrijf aan te vangen, een eigen gezin te stichten?
De meeste brieven die, vooral ook na een paar artikelen
van den schrijver der rubriek „actualiteiten", zijn bin
nengekomen, zijn afkomstig van de lichtere gronden.
Ze komen practisch a'!e op hetzelfde neer: DE PRIJZEN
VAN HET GEBRUIKSVEE ZI3N VEEL TE HOOG, DE LEVERING
DRUKT TE ZWAAR EN DE PRIJZEN VAN DE AAN HET
BEDRIJFSCHAP TE LEVEREN DIEREN ZIJN VEEL TE LAAG.
Een boer uit Overijssel maakte de volgende opmer
kingen:
„De bce.en die de dupe woiden van de hooge vee-
prijzen zijn degenen die op de slechtste gronden
wonen. Men kan den zwaren leveringsplicht daar niet
dragon. Het slot van 't lied zal zijn dat, wil men niel
al z'n vee kwijt, men bonnen moet koopen. De aanfok
op de lichtere gronden dekt den afzet niet en er
komt bij dat de afzet aan het Bedrijfschap niet loont,
want vonr de prijzen die men daar maakt, kan geen
vee worden opgefokt. Wie gelukkig boeit, kan een
drachtige koe veikoopen en voor dat geld bonnen
:erug koopen. Dan loopt het eenigszins los, maar men
heeft neg geen behoorlijk bestaan. Als men op de
lich'.e gronden uit e'gen bedrijf moet leveren, dan is
het financieel hopeieos mis. Het verschil in leverings
plicht tusschen zweren en l;rbfem_grond is veel te
ger'nq"
We hebben nog eens weer gegeven wat er leeft onder
onze lezers. De minst financieel krachtige boeren krim
pen hun veebedrijf hierdoor al maar in en worden nog
armer, de meer financieel krachligen blijven op hef toe
gestane bedrijfsmaximum door bonnen aan te koopen
Hot is de ha; de v/eikeiijkheid die uit alle brieven tot
ons spreekt en d<e ons de koude rillingen bezorgde,
waarover wij het in den aanvang van dit artikel hadden.
Nu is van Landstandszijde al meer clan eens du'clelijk
aangetoond dat de veelevering in dezen vorm inder
daad ais een looden tast drukt op de veebedrijven Dé
veebeer is in ons weekblad al eens het zv/arte schaap
or.der de boeren genoemd. En teiechl. De akkerbouwer
moge klagen en met teden over te weinig kunst
mest en a beidskiachten foverigens zaken waar ook de
veehouder, vooral op het gemengd bedrijf van mee
kan praten), hij mme moeilijkheden hebben door te
"Boerd
en/en in
Beeld
Saksische boerderij uit Zuid-Oosi Drenthe (1747).
weinig materialen en werktuigen, er is geen bouwboer
die voor moeilijkheden staat als waarmee de veeboer
te kampen heeft.
Het gaat naar onze meening niet aan den veehouder te
laten zorgen voor de zuivel- en vleeschvoorzienïng van
ons volk, wanneer hem niet tevens prijzen gegarandeerd
worden, waarmee hij niet alleen zijn bediijf in gang kan
houden, maar waardoor tevens een behoorlijk bestaan
voor hem en zijn gezin is verzekerd.
Van de zijde van den Nederlandschen Landstand wordt
alle moeite gedaan zonder dat zulks steeds aan de
grooie klok wordt gehangen om tot verbetering te
kernen. De huidige toestand is een ramp voor den
doorsnee-veehouder die geen buitenkansje in den vorm
van duur fokvee heeft die niet aan zwarten handel doet
en die, als hij eens een stuk gebruiksvee duur verkoopt,
direct althans in de meeste gevallen dure bonnen
terug moet koopen en van de geheele transactie weinig
of niets beter wordt.
De hooge veeprijzen klinken echter door het land en
boer en burger vooral de laatste die de finesses
niet kennen, krijgen den indruk dat de Nedërlartdsche
veehouder een gulden tijd doormaakt. Wie kan hem dal
kwalijk nemen als hij hoort van klandestiene melkprijzen
van een gulden, een daalder of soms nog meer per liter
zoo rondom en in de groote steden?
HOE IS DE WERKELIJKE TOESTAND?
Ei zijn fokgebieden en er zijn gebieden waar alleen
gemolken wordt. Nu is niemand in staat tegen de vast
gestelde melkprijzen dure koeien te koopen. Daar kun
nen de prijzen der melkkoeien niet van opgeloopen zijn.
Alleen degenen die hun melk tegen abnormaal hoogen
prijs afzetten dus klandestien zijn in staat dure
koeien te koopen. En als men daarnaar informeert dan
is het dikwijls dat men hoort: omdat de consumptie
melker met zijn hoeveelheid melk op hetzelfde niveau
moet blijven en dus voel koeien moei omzetten die
steeds duurder worden, moet hij de melk wel klan
destien verkoopen om te kunnen blijven boeren.
Dat lijkt op een vicieuzen cirVe» waar men begin nog
eind aan kan vinden!
Daar zijn andere boeren die hun bedrijfsmaximum willen
handhaven, omdat ze over voldoende voer beschikken.
Het vee dat ze aanfokken is daarvoor niet voldoende
bi- deze verplichte vee'eveiing. Daarom koopen ze vee-
bonnen als ze he* betalen kunnen. Waar komen die
bonnen vandaan? Naar onze meening hoofdzakelijk uit
de streken waar veel melkkoeien worden omgezet. De
afgemolken koeien brengen door de dure bonnen hooge
prijzen op en stellen deze veehouders in staaf dure
drachtige of nieuwmeikfe koeien terug te koopen
Iedere boer heeft de neiging om zooveel vee op zijn
stal aan te houden als er op kan staan, soms nog meer
dan waarvoor hij yo!doende voer
heeft. Als hij er maar geld voor heeft.
De financieel krachtigen zijn daardoor
het best af. Vast staat in elk geval dat
de dure vee- en veebonnenprijzen aan
den boerenstand als geheel geen
enkel voordeel brengen, maar het geld
wordt verplaatst van den eenen boer
naar den anderen.
Vast staat ook dat de prijzen, waar
voor de boerenstand als geheel zijn
vee moet afzetten aan den consument
en waarvoor hij dezen consument zui
velproducten moet leveren, lager zijn
dan de productiekosten bedragen,
m.a.w. dat de boerenstand aan deze
transactie verliest en dat kan niemand
goedkeuren die van rechtvaardigheid
houdt'
WAT IS NU DE OPLOSSING?
Het ei van Columbus is in dezen nog
niet gevonden met betrekking tot de
dure prijzen voor gebruiksvee en vee
bonnen.
Toch komen wij tot de volgende con
clusies:
1. VOOROP GESTELD DIENT TE WOR
DEN DAT DE PRIJZEN VAN VLEESCH,
MAAR VOORAL OOK VAN ZUIVEL, GE
LEVERD AAN HET NEDERLANDSCHE VOLK
VIA DE BEDRIJFSCHAPPEN LOONFND
MOETEN ZIJN. Berekeningen van des-
foto K. van Buiten