door grondverbetering
te Trakehnen
4
Onschadelijk maken van harde
en ondoorlatende lagen
VJ
Op vele ontginningen worden meer 01
minder diep harde en ondoorlatende
grondlagen aangetroffen, die een regel
matige functie van het grondwater be
lemmeren. Zij zijn oorzaak, dat het door
zakken en de opstijging (capillaire wer
king) van het water niet zoodanig kun
nen geschieden als voor de beste verzor
ging der planten noodig is
De gevolgen hiervan zijn:
a. Oververzadiging van de bouwvooi in
natte tijden, zoodat de plantengroei vaak
in die mate wordt belemmerd, dat stil
stand ln plaats van groei optreedt en
minder dan halve oogster worden ver
kregen.
In tyden van veei droogte aan net watei
uit den ondergrond door de ondoorlatepde
laag al evenmin opstijgen, waardoor het
gewas in den groei stagneert en de op
brengst ver beneden normaal blijft.
In beide gevallen gaat het gepaard met
groote verkwisting van de aangewende-
productiemiddelen, die natuurlijk bij een
mislukten oogst niet tot hun recht kun
nen komen
Grond, ondei deze omstandigneaen ver
keerend, lijdt veel aan het z.g.n. opvrie
zen. Het vaak overvloedige herfstwatei
stagneert in de bouwvoor, omdat het dooi
de ondoorlatende laag niet genoeg kan
afvloeien Greppels noch drains kunnen
in dit euvel in voldoende mate voorzien
omdat ten eerste te veel greppels noodig
zouden zijn voor een eenigszins voldoende
uitwerking en ten tweede de afvoer naar
de greppels door hét veplal fijne zand te
langzaam gaat
Door de overmaat van water vriest de
grond bij vorst „op'zet zich dus uit, en
de graanplanten volgen deze uitzetting.
Zij komen na dooi a.h.w boven op den
grond te staan, omdat ze niet mee zak
ken De wortels worden daarbij bescha
digd en bij veel wind drogen de wortel-
halzen zoodanig uit, dat de groei dei
planten ten zeerste wordt belemmerd.
Rollen met een zware landrol is dan een
middel om direct na ontdooiing de plan
ten wat meer houvast te geven, doch dit
Is maar een lapmiddel, evenals een extra
gilt van stikstof die veelal weggeworpei:
uitgaaf is.
Een ander zeer ernstig versohijnsel bl
dit soort gronden is nog, dat zij na stort
regens zoodanig „plat" slaan of verslem
pen dat de luchttoevoer a.h.w wordt af
gesloten Het gebeurt, dat pootaardap
pelen, erwten en boonen of bietenzaden
ln zoo'n geval verstikken en niet bover
komen De boer staat tegenover derge
lijke gevallen machteloos en radeloos
Want er is weinig op zijn gebied, dal
meer ontmoedigt dan misoogst. De ver
bouw van een tweede gewas geeft al even
min in zoo'n geval veel zekerheid en al
les gaat gepaard met extra-uitgaven
Alleen in jaren, dat het weer en alle an
dere omstandigheden meewerken: nor
male en regelmatig verdeelde regenval
geen lange perioden van droogte 01
strenge vorst, is er kans op eenigszins
normale oogsten
De ervaring leen. dat het oeter ls du
soort grond niet te bebouwen, zoolang de
belemmering in den ondergrond niet is
weggenomen De ondervinding heeft even
eens geleerd, dat het in de meeste geval
len rendabel is, dit wel te doen, wanneet
de prijzen der producten tegenover de
loonen e. a. uitgaven voor mest, zaai- en
pootgod enz. in gunstige verhouding
staan
Nieuwe ontginningen, die een voorraaas
bemesting noodig hebben, kunnen hier
onder niet worden begrepen, omdat hier
voor geen mest wordt verstrekt. De ver
betering moet dus geschieden op terrei
nen, die reeds in cultuur zijn en bij voor
keur het eerst op de van nature meest
vruchtbare. Dit zijn: klei-, zavel- en
leemgronden, humusrijke zandgronden en
afgegraven hoogveengronden.
De humusarmere zandgronden komen het
laatst aan de beurt
I
INGEZONDEN MEDEDEELING
sZn>v>i£icd*e-**^'
ln laag- en moerasveen Komen zeiden
ondoorlatende lagen voor. Wel wordt in
beekbezinkingen soms een laagje ijzeroer
vrijwel direct onder de zode aangetroffen
Onder ondoorlatende lagen worden ver
staan:
Knip- of knikiaag onder de bouwvoor van
oude zware kleigronden, waaruit de kalk
vrijwel is uitgeloogd.
Knip- of kniklagen hebben een zeer stug
ge structuur en vormen zoowel voor het
wortelgestel als voor de opstijging en
doorzakking van water een zeer groote
hindernis. De groei der gewassen is hier
mede in overeenstemming d.w.z slecht
Hoe men te werk gaat.
Afdoende verbetering is uitsluitend mo
gelijk door deze laag naar de 3e -plaats
te brengen. Dit is zeer duur en uitsluitend
mogelijk, met subsidie, als aanvullend
werk. Het dient gepaard te gaan met
drainage op afstanden van 810 m on
derling en minstens 0.80 m diep Mocht
onverhoopt onze voedselpositie nog slech
ter worden, dan worde ook dit werk zoc
aangepakt.
Minder doeltreffend is: den ondergrono
achter den ploeg met een afzonderlijken
grondwoeler met minstens twee paarden
losbreken. Tegelijkertijd wordt in de voor
ongebluschte kalk gestrooid. Het gaat ge
paard met drainage als boven aange
geven.
Verder kunnen b.v. op onderlinge afstan
den van 10 m strooken van 1 m breed en
1 m diep worden gegraven. De derde
steek wordt op de bovenlaag geworpen en
met ongebluschte kalk erdoor gemengd.
Bij het dichten der strooken ke^mt de
slechtste grond onder. Óok hierbij worat
gedraineerd en wel in de strooken vóór
het dichtwerpen. Deze methode IS heel
goed en brengt groote verbetering ln den
toestand, ook op grasland.
Voor bekalking zal in het algemeen min
stens 5000 kg ongebluschte kalk )OaO;
noodig zijn. Het is goed grondmonsters
van boven-, knip- oj knik- en derde laag
aan het Proefstation voor Bodemonder
zoek op te zenden ter 'bepaling der kalk-
behoefte.
IJzeroerlaag onder de zode van grasjana
op beekbezinkingen. Dit ijzeroer wordt in
Drenthe en Overijssel aangetroffen, h,v
in de omgeving van Coevorden, Dwingelo
Rijssen e. a. plaatsen. Het is op veel
plaatsen reeds verwijderd en vefkocht ten
behoeve van de gasfabricage en kleur
stoffenindustrie. Waar het voorkomt, le
vert het grasland schrale oogsten, voor
namelijk als de grond 's winters niet meer
overstroomt. Geschiedt dit, dan groeft ei
nog wat door de slibdeelen, die het wa
ter achterlaat. Bij weggraving is het noo
dig den ondergrond 20 cm diep los te
maken voor een goede aansluiting der
zode, daarna de zode aan te drukkên met
een zware landrol en vervolgens met een
kettingeg te bewerken
Zandoerlaag. Deze laag wordt aangetrof
fen in heidegrond, voornamelijk in de
Noordelijke provincies, Overijssel, Gelder
land en Utrecht. Minder of niet in Noord-
Brabant en Limburg. Zij bevindt zich
meestal onder de loodzand- of smeerlaag
en komt voor op een diepte van 30 cm
tot 1 m en dieper. Zij kan meer of min
der hard zijn, soms spijkerhard en moet
in dat geval met een pikhouweel worden
losgemaakt. Stoom- en motorploeg kun
nen de laag tot 70 cm diepte losbreken.
De firma Otto Meyer te Steinheim in
westfalen heeft zelfs een ploeg gecon
strueerd, waarmede I m diep geploegd
kan worden.
Op reeds ontgonnen gronden komt deze
herontginning in aanmerking, als zij met
subsidie kan worden uitgevoerd. Als Zana-
oer eenmaal goed losgemaakt is, blijft hét
los. Het vertoont verder geen nadeelige
eigenschappen en is bijvoorbeeld voor bé-
zanding geschikt Het kan op de plaats
waar het zit worden gebroken en kan
daarbij naar de tweede plaats, dus onder
de bouwvoor verhulzen. Loodzand e»
eventueel smeerlaag komen dan op de
derde plaats.
Smeerlaag. Deze laag. die op sommige
lag£ en rrüdaelhooge heidegronden voöï-
kortit, zit direct onder de heideplag of de
loodzandlaag. Zij heeft een compacte,
veenachtige, taaie, ondoorlatende stttic-
tuur, is zwart stroopachtig van uitenhje
en Voelt kleverig aan. De grond is steent
voor den plantengroei. Vermenging niét
den bovengrond moet dus worden ver
meden. Bij aanleg tot grasland is dit
bezWaat minder groot, doch ook dan fs
het nuttig de laag met een flinken woel-
ploeg lós te maken. Bij bestemming tot
bouwland is dit losmaken en op zijn
plaats laten voor het verkrijgen van goe
de uitkomsten noodig.
De verdieping der bouwvoor mag uitslui
tend geleidelijk geschieden, zoodat telkens
zeer weinig van de smeerlaag door de
bouwvoor wordt gemengd. Een extra
kalkgift is daarbij noodig.
AFD. BQSCHBOUW EN
ONTGINNING.
«■39*90»
is begonnen
Gedurende de wintermaanden behoort
een zoo volmaakt mogelijke rust te heer-
schen op en om den bijenstand.
In bolvorm gegroepeerd om aller moedei
zitten eenlge tienduizenden overwinterde
werkbijen binnen de beschuttende wo
ning, terende op den honing, welken de
imker haar overliet, tot een wintervoor
raad van minstens vijf en twintig pond
aangevuld met in water opgeloste suiker,
accijnsvrij door de regeering beschikbaar
gesteld.
Helaas is deze suiker in her, najaar veel
te laat en dan nog in mondjesmaat ge
leverd, zoodat menig imker, om zijn im-
men den hongerdood te besparen, ze den
aanwezigen heidehoning gedeeltelijk liet
behouden, terwijl hij met vrees en' beven
den winter inging, daar de suiker veelal
te laat kwam, om nog geheel door de
bijen te worden opgenomen voor de
koude inviel.
Gelukkig is het meegevallen. Het najaar
bleef lang zacht, waardoor de bijen de
suikeroplossing nog laat in den tijd in de
wascellen konden bergen. En ten slotte
heeft de imker de rest van het winter-
voer in den vorm van borstplaat op de
(.oplatten der raten onder de winter-
'ïedekking gelegd
liijen en de koude
Ook bracht de winter tot neden nog geen
telle kou, Niet, dat onze bijen daar in
normalen tijden hinder van zouden heb
ben! Men heeft bij wijze van proef wel
een bijenvolk in de open lucht overwin
terd. alleen van boven door een plankje
afgedekt tegen sneeuw en regen. Het is
echter begrijpelijk, dat het volk in der
gelijke omstandigheden meer voedsel noo
dig heeft, dan wanneer het in een goede
bijenwoning beschut zit.
Beschikken de overwinterende bijen dus
over voldoenden voorraad, dan kunnen
ze de koude best verdragen. Maar juist
aan dien voorraad ontbrak dit najaai
wel wat; en daarom zijn wij imkers blij
met dezen tot nu toe zuchten winter
Tot nog meerderen troost kan ik ook
reeds verklappen, dat er zoo spoedig mo
gelijk weer een hoeveelheid accijnsvrije
suiker ter beschikking zal worden gesteld
Gedurende de wintermaanden laten onze
bijen zich niet buiten het vlieggat zien.
Langzaam nemen ze den wintervoorraad
op, ten einde de kou te kunnen trotsee-
ren. Gelukkig ontstaan er bij de voeding
met goeden honing en suiker slechts wei
nig afvalproducten De faecaliën worden
door het overwinterende "bijenvolk niet
geloosd, maar weken, ja maanden lang
opgetast in een daarvoor ingerichten
mestdarm.
De reinigingsvlucht.
Zoodra er echter eens een lenteachtige
dag aanbreekt en de temperatuur hoog
genoeg stijgt, komen de duizenden in
beweging, verlaten het vlieggat, zoemen
in drommen boven den bijenstand heen
en weer en laten een regen van bruine,
onwelriekende, kleverige spatjes neder
dalen! Deze „reinigingsvlucht" ziet de
imker met groot welgevallen. Immers, ze
maakt de bijen gezond en stelt haar in
staat nogmaals, indien noodig, geruimen
tijd bij koude en slecht weer binnen te
blijven.
Normaal valt een dergelijke reinigings
vlucht na meer of minder lange ijs- en
sneeuwperiode in Sprokkelmaand. In
dezen zachten Atlantischen winter hiel
den de bijen een grondige reiniging
op den tweeden Kerstdag! Toen begon
dus eigenlijk-het nieuwe bijenjaar! Want
na zoo'n vlucht komt er meer bewegelijk
heid in den bij en tros en in het warmste
deel ervan begint de koningin alweer
enkele eitjes af te zetten. Een nieuw
broednest ontstaat, dat ln grootte toe
neemt, naarniate de buitentemperatuur
hooger wordt.
Dooh nu wordt het verhongeringsgevaar
voor het bijenvolk eerst recht urgent.
Immers de oude overwinterende bijen
hadden voor haar levensonderhoud nog
maar weinig voedsel noodig. Met de dui
zenden jonge mondjes staat het anders.
Hier moeten talrijke jonge lichamen
worden gevormd; en daardoor slinkt de
voorraad snel. terwijl er van buiten nog
niets binnertKomt. Juist lïi het vroege
op Bijenteeltgebied
zende men aan Chr. H. RAAD,
Hoflaan 7, Hilversum.
Postz. voor antwoord insluiten
vy
voorjaar dient de imker dus over zijn
volken te waken en ze zoo noodig te hel
pen, wat in dezen tijd het best met borst
plaat gaat.
We hopen in ons blad maandelijks de
noodzakelijke werkzaamheden van den
Imker te bespreken. Wie op bijenteelt-
gebied Iets te vragen heeft, zende een
brief in met postzegel voor antwoord. Dit
krijgt de inzender dan persoonlijk, als
er haast bij is; of in ons blad, als het
ook voor anderen van belang kan zijn.
CHR. H. J. RAAD.
De stoeterij Trakehnen, plm. 6000 ha
groot, waarvan de helft bouwland, de
andere helft groenland is, stimuleert de
fokkerij van den edelen O. Pruis, en geeft
over deze warmbloed fokkerij de juiste
richting.
Deze taak wordt vervüid door den na-lok
van de beidé dekhengsten veilig te stellen.
Het fokmateriaal.
De stoeterij beschikt over 18 kopheng-
sten, van deze zijn in Trakehnen ge
boren lialfbloedhengsten, de anderen zijn
volbloeden van Engelschen of Oosterschen
oorsprong. De volbloeden moeten ervoor
zorgen, dat de edele O. Pruis de noodige
„Schwung und Adel" blijft behouden
Het aantal fok-merriën bedraagt ongeveer
350, welke kleursgewijs in 5 koppels ver
deeld zijn
Dit mooie fokbedrijf beschikt, de jaarlin
gen Inbegrepen, over ongeveer 1100 paar
den
Verzorging merriën en veulens.
Merriën worden voor het eerst op 3-J.
leeftijd gedekt. Alle dekkingen geschieden
volgens een vooropgesteld parings-plan.
Het veulenen geschiedt hoofdzakelijk in
de maanden November tot Maart.
De merriën, die evenals de andere Kop
pels in vrijstaande weide-schuren onder
dak vinden, worden tegen den tijd van
het werpen in de aparte boxen van de
..kraam-afdeeling" geplaatst. De geboor
ten verloopen gewoonlijk gemakkelijk, di
rect na de geboorte wordt veel aandacht
aan de navelverpleging geschonken. In de
eerste levensdagen wordt het veulentje
reeds gehalsterd en gemonsterd.
Gedurende de eerste drie weken blijven
de merriën met hun veulens in deze
Kudde zwarte Trakehner paarden.
foto's archief.
kraam-boxen, daarna Komen ze gezamen
lijk in koppels van 8 a 10 in de weide-
schuren.
In het begin van den weidetijd gaan de
veulens mee de weiden in. Gedurende de
heete middaguren worden ze, evenals ds
andere koppels, in de stallen gebracht.
Zeer spoedig leeren de veulens het eten
van haver per leeftijdsmaand krijgen ze
i/2 kg. Na 4 maanden worden de veulens
gespeend en krijgen dan naast vrijen
weidegang 3 kg. haver, 3 kg. hooi, 1.4 kg-
lijnkoek en y2 melasse, tevens in het
begin nog 8 a 10 1 ondermelk