In en C° en Gedachten goes ZEELAND r Gebruiks- en Slachiveeprijzen Rijkstuinbouwconsutent 3e JAARGANG No. <5 L N VRIJDAG 11 FEBRUARI 1944 DE LANDSTAND Officieel Orgaan yan den Nederlapdschen Landstand ver onze kleine boeren^) |N „De Landstand" van 17 Dec. j.l. hebben wij de vraag gesteld of de doorsnee-boer zich zelf wel eens een oordeel vormt over de toekomst van zijn kinderen in verband met het grondvraagstuk. In hetzelfde artikel wezen wij op het feit dat het klein bedrijf in ons land in den loop dor laatste vijftig jaren s'eeds is uitgebreid. En we gaven als onze meening te kennen dat zulks niét door mocht gaan. doch dat er aan nieuw te stichten bedrijven een minimumgrens gesteld diende te worden. hetgeen wij met het neerschrijven van deze gedachten beoogden, is min of meer gelukt. We hoopten namelijk uii onzen lezerskring opmerkingen te ontvangen, ten einde te vernemen hoe de reactie zou zijn. En we kre gen inderdaad enkele brieven. Wel niet zooveel als wanneer we over de veelevering schrijven, maar toch hebben in verschillende deelen van ons land boeren naar de pen.of het potlood gegrepen, teneinde ons hun meening mede te deelen over de ordening van den cultuurgrond in ons land. We schreven dat de reaciie niet zoo groot was als op onze artikelen over de veelevering. Is dat niet een maatstaf waarmee bewezen woidt dat de meeste men- schen zich vooraf bezig houden met hetgeen actueel is, dus met hun dagelijksche problemen? Blijkt hieruit niet dat de meesten zich met betrekking tot de verdere toekomst nog neen eigen gedachten hebben gevormd? Waarmee we nader zeggen willen dat zooals het met deze beide aangehaalde concrete feiten is, ook op ander gebied zich hetzelfde verschijnsel voordoet. Men kijkt veelal niet verder, dan waarmee men direct in aanraking komt en men beoordeelt daarnaar de groo tere dingen, waardoor geheel verkeerde conclusies worden getrokken. tuinbouwers daarentegen moet men hoofdzakelijk in de beide Hollanden, de Betuwe en rond de groote steden zoeken". Zoomin als de meeste lezers deze cijfers zullen kennen, zoo min weet „men" dat van de 335.000 grondgebruikers er 230.000 zijn wier xb^d'rijf een oppervlakte heeft van minder dan 5 ha en 50.000, wier bedrijfsoppervlakte ligt tusschen 5 en 10 ha. Dat wil dus zeggen dat ruim 80% van alle landbouwbedrijven in Nederland wordt inge nomen door het kleinbedrijf. We hebben ook deze cijfers nog eens gegeven ten einde duidelijk aan te toonen dat het boerenbedrijf in Nederland het kleine landbouwbedrijf is. Het aantal gioote akkerbouwbedrijven en groote veeboeren is niet biizonder groot. Waarmee wij vast willen stellen dat de maatregelen die noodzakelijkerwijze op landbouwgebied genomen moeten v/orden, niet alleen mogen worden getoetst aan de groote bedrijven doch wel degelijk dienen te worden afgestemd op de kleinere Natuurlijk meet er rekening mee worden gehouden dat van de 230.000 grondgebruikers beneden 5 ha, er plm. 63.000 zijn wier höofdbestaansbron in den landbouw ligt. Het overgroote deel dezer groep bestaat uit land- aibeiders, fabrieksarbeiders, winkeliers, kleine rente niers, enz. Een ander deel behoort tot de groep kleine boeren of tuinders die een gedeelte van het jaar op grootere bedrijven wat bij verdienen, of die neveninkomsten hebben als melkrijder, vrachtrijder of uit dergelijke nevenberoepen. Reeds hebben wij opgemerkt dat in de ëene streek van ons land de aard van het kleinbedrijf zeer "sterk verschilt yan dien in ic.i ondere streek. Waar intensieve bodemproductie (grove tuinbouw o.a.) woreït bedreven kan bij een geringe oppervlakte reeo's den vollen persoon v/orden gevraagd. In de Oostelijke en Zuidelijke provincies van ons land werd op deze bedrij ven de hoofdbron van bestaan gevonden in de varkens- terwijl vooral in Noord-Holland de melkveehouderij en kippenhouderij, in Friesland voor een deel evenzoo, Wa dwalen echter af. Terugkeerende tot het bodemvraagstuk willen wij een lezer uit Zeeland gerust stellen door hem te verzekeren dat wij zeker niet van plan zijn het grootbedrijf in bescherming te nemen of anders gezegd: wij zijn geen voorstanders van uitroeiing van alle kleine bedrijven en handhaving van al leen groote bedrijven. En wanneer wij dit vastleggen is dit te vens een antwoord op een brief van een Noordhollandschen vriend die in derdaad de kleine bedrijfjes zooveel mogelijk wilde samenvoegen tot groote. Een standpunt dat wei bij meerderen leeft, maar o. i. niet houdbaar is ais men de sociale functie van het kleinbedrijf goed begrijpt. Natuurlijk zullen er geval len zijn waarbij een drietal kleine be drijfjes heel gemakkelijk tot één geheel en aan tot een behoorlijk boerenbedrijf kunnen worden samengevoegd. Mis schien zijn ze ook v/el van één enkel bedrijf afkomstig en door deeling van het familiebezit ontstaan. In zulke ge vallen zal er op den duur zeker iets kunnen en moeten worden gedaan. De aard der kleine bedrijven is in de verschillende streken van ons landrech ter lang niet gelijk. Drs. Platerïburg geeft daarover in zijn boekje „kieine boeren" leerzaam materiaal. Degenen die zulks interesseert verwijs ik daar naar. Wanneer men vraagt hoe de kleine be drijven over ons land verdeeld zijn, geeft het bovengenoemde boekje daar op ook een antwoord. „Veruit de meeste worden in de pro vincies Gelderland (24 °/o), Noord- Brabant (19%), Limburg (13%) en Overijssel (12%) aangetroffen. Fries land herbergt er 9%, Drente 6%, Zeeland 5 Zuid-Holland 4 ter wijl Groningen, Noord-Holland en Utrecht resp. slechts 3 3 en 2 van het aantal kleine boeren binnen hun grenzen huisvesten. De kleine De Gemachtigde voor de prijzen maakt bekend, dat met ingang van Dinsdag 8 Februari 1944 de prijzen v/orden vastgesteld, waar voor runderen, met uitzondering van slachtdieren ten hoogste mogen werden verkocht. Voor runder.en, ingeschreven in een der registers van de Vereen!- ging het Xederlandsch Rundvee Stamboek, het Friesch Rundvee Stamboek en de Vereeniging Gro ninger Blaarkop Rundvee Stam boek (klasse A) bedraagt de hoog ste prijs f 1400. Voor runderen ten aanzien waar van een door of namens den Cen- tralen Melkcontröledienst afgege ven 'verklaring wordt overgelegd, vermeldende de productie-ge^ e- vens van het «urnd of van zijn Gliders (klasse B) bedraagt de hoogste prijs f 900.; voor alle overige umderen (klasse C) bedraagt de hoogste prijs f 700. Deze maximumprijzen mogen ai- leen voor de beste dieren, welke aan alle daaraan te stellen eischen voldoen, worden berekend. Voor dieren, die niet aan de hoog ste eischen voldoen, moet een prijs worden berekend liggende tusschen den maximumprijs, en de slacht- waarde, welke prijs in een rede lijke verhouding moet staat tot den maximumprijs De maximumprijzen zijn niet van toepassing op siamboekvee, dat wordt verhandeld tusschen die le den van de Stamboeken onder ling, welke reeds op 1 Januari il lid van het Stamboek waren Tusschenpersonen mogen -voor hun diensten niet meer dan een gebruikelijke vergoeding in reke ning brengen. Den veehouders en veehandelaren wordt er op gewezerf, dat overtre dingen van het «n de Prijzenver- ordening 1944 Gebruiksvee be paalde worden vervolgd en be recht door den Gemachtigde voor de Prijzen. Xa de afkondiging van de Prijzen verordening zal zoo spoedig zulks mogelijk is de in de Mededeeling van 4 Februari 1944 aangekondig de marktregeling voor het ge bruiksvee volgen Eveneens met ingang van Dins dag 8 Februari 1944 zal aan hen die runderen leveren op een door het Bedrijfschap ingestelde slacht- veemarkt een toeslag worden ge geven op de voor slachtvee gel dende prijzen tot een bedrag va- rieerende, van '20 tot 12 ct-~ per kg. levend gewicht vcor runderen; van 19 tot 12 cis, voor kalveren en van 8 tot 5 ets, voor nuchtere kal veren, al naar gelang de klasse en den prijs, welke voor het desbetreffen de dier zijn vastgesteld. In verband met deze maatregelen wijst het Bedrijfschap voor Vee en Vleesch er op, dat het ten be hoeve van de Vleeschvoorzienins noodzakelijk is. dat meer slacht vee wordt geleverd dan de laat ste weken het geval is geweest. De Gemachtigde icor de Prijzen (In ons volgend nummer hopen wij over de prijsregeling en de nieuwe maatregelen met het rundvee nader te schrijven Red) wordt bedreven. Rondom Amsterdam zijn kleine bedrij ven, waar door aankoop van afval uit de groote steden veel vee wordt gehouden op een kleine oppervlakte. Zoo is de bestaansbasis in de eene groep kleine be drijven weggevallen met de inkrimping van den varkens- er pluimveestapel, terwijl in andere groepen de be staansmogelijkheid als zoodanig is gebleven. Wel kan over het algemeen worden vastgesteld dat da kieine bedrijven bij te lage productenprijzen ernstig gedupeerd wo~rden. Immers, in deze prijzen zit de be looning van den arbeid op eigen bodem geheel ver disconteerd. Daarbij komt dat bij productenprijzen zonder rendement ook bij de grootere boeren minder werkgelegenheid is voor de kleineren, die daar tusschen wonen en vooral vroeger in bepaalde tijden van het jaar meehielpen. Althans in sommige streken van ons land. In de tweede helft van 1936 werd van overheidswege een afzonderlijke Dienst voor de kleine Boerenbedrijven ingevoerd. Wij kunnen ons nooit van de gedachie los maken dat deze „steun" aan de kleine boeren aanvan kelijk meer een poliiieke zet is geweest dan een wer kelijk streven om de kleine boeren afdoende te helpen. We willen daarop thans niet dieper ingaan, maar wel villen wij ons vroeger ingenomen standpunt onderstree- pen, dat in de eerste plaats de prijzen der producten die het Nederlandsche boerenbedrijf voortbrengt, loo- nend dienen te zijn. Alle maatregelen indertijd ook genomen door den Dienst jran kleine Boeren waren te vergelijken met lapweek aan den bovenbouw van een huis, waarvan de funda menten zijn ingezakt. Dat neemt intusschen niet weg dat wij erkennen dat er t.o.v. de kleine boeren ook zeer goed werk is gedaan. In landbouwtechnisch opzicht zeker. Met behulp van vele assistenten heeft de Landbouwvoorlichtingsdienst zeker bereikt dat tal van kleine boeren meer uit den bodem halen en ook op veeteeltgebied zijn vooruit gegaan. Wij blijven echter van meening dat, indien een derge lijke intensieve voorlichting gegeven zou zijn aan alle boerendie zulks van noode hadden, onze landbouw productie nog betere resultaten zou la ten zien. Met betrekking tot dit werk mag namelijk geen scheiding gemaakt v/orden tusschen groote en kleine boe ren en tuinders. Onder alle gioepen van bodembewerkers zijn vakbekwame maar ook nog ondeskundige lieden. Het gaat er om de eersten In hun arbeid behulp zaam te zijn en de laatsten een beteren kijk op hun werk te doen krijgen en te animeeren tot het volgen van cursussen e. d., zóó dat zij tot vakbekwame boe ren en tuinders uitgroeien. Het gaat hier vooral om de kleine boe ren die op het bedrijfje dat ze bewonen een zelfstandig bestaan willen leiden. Is de grootte van het bedrijfje daarvoor onder bepaalde omstandigheden te klein, dan dient naar vergrooting te wer den uitgezien Er zijn streken van ons land waar zulks mogelijk is door ontgin ning, ontwatering en ruilverkavejing Er zijn andere streken waar de bestaans zekerheid verstevigd kan worden door het ieeien van intensieve teelten, spe ciaal geschikt voor het kleine bedrijf. Er zijn weer andere streken waar al dia mogelijkheden ontbreken en waar al leen een oplossing gevonden kan wor den door samenvoeging van sommige bedrijfjes. Dit alles hangt veel van plaatselijke omstandigheden af, maar boven alles uit van een doelbewuste landbouwpolitiek, waarbij in de vast stelling der productenprijzen de zeker heid wordt gegeven dat intensieve be werking van den vaderlandschen bodem mogelijk is. Dan vooral dient gestreefd te worden naar de meest geschikte or dening van den beschikbaren cultuur grond, waarbij landarbeiders met eenig land, kleine en groote boeren en tuin ders ailen aan bod kunnen* komen, opdat de mogelijkheid van opklimming van landarbeider tot boer aanwezig blijft TER HAAR.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 1