DE LANDSTAND IN MEMORIAML ZEELAND Over verhoudingen in ons Volk 3e JAARGANG No 9 VRIJDAG 3 MAART 1944 Officieel Orgaan van den Ne de r 1 antfsc hén Landstand en Elders op deze bladzijde memoreerden wij het verlies voor boerenstand en volk van boer 3an Barendregt. De bommenterreur heeft in ons land vo rige week ook honderden andere slacht offers gemaakt onder de burgerbevol king helaas. Op deze plaats willen wij ons diep medeleven met deze getroffenen en hun nabestaanden uiten. En evenzeer doen wij dat met betrekking tot degenen uit onze rijen die van huis en hof weg moe ten in verband met evacuatievoorschriften. De bittere noodzaak eischt dat, doch hel blijft hard en wij zijn er van overtuigd dal zich droevige tooneelen zullen hebben af gespeeld bij het verlaten van huis en haard. Evacueeren is voor ieder onaan genaam, maar stelt zeker den boer voor schier onoverkomelijke moeilijkheden. Het lijkt ons overbodig deze op te sommen. We willen dan ook dezerzijds volstaan met den hartgrondigen wensch dat bin nen afzienbaren tijd huls en hof zoo min mogelijk geschonden wederom zullen kun nen worden betrokken. Kortgeleden, in onze beschouwing over landbouw en industrie, hebben wij er na drukkelijk op gewezen dat de landbouw het fundament van Neerlands welvaart is en blijft. Naar aanleiding daarvan ontvin gen wij een briefje van „een oud-gediende uit Friesland". Schrijver was het met onze uiteenzetting volkomen eens, maar het was hem niet duidelijk, dat wij in ons land met landbouw en uitsluitend agrarische in dustrie, plus aanverwante industrie, plus industrie waarvoor de grondstoffen hier zijn, 10 miilioen menschen kunnen voeden. „Vóór vorig jaar toch", zoo schrijft hij, bij de propaganda voor Oostland, „werd onS in den Landstand steeds voor gehouden dat met den landbouw plus aanverwante industrie hoogstens 3 4 miilioen menschen in Nederland zouden kunnen wonen". Tot zoover onze briefschrijver. Wellicht hebben wij ons in het bewuste artikel niet duidelijk genoeg uitgedrukt Wij willen daarom hier nog gaarne op nieuw op dit belangrijke vraagstuk in gaan. Ontegenzeglijk blijft juist dat al leen In den landbouw plus de aanver wante industrie hoogstens 3 '4 miilioen menschen een bestaan kan worden ver schaft. Wij hebben echter in ons jongste artikel over deze kwestie den nadruk gelegd op DE VOLGORDE DIE VOOR OOGEN DIENDE TE WORDEN GEHOUDEN. Wij hebben ons daarbij niet bepaald tot den landbouw plus de aanverwante industrie, maar wi) hebben ook gewezen op de industrie die grondstoffen ter verwerking van elders ontvangt. We wezen er echter op dal zulks alleen mogelijk was wanneer de hiervoor benoodigde grondstoffen konden worden geruild tegen veredelingsproduc ten die werden geëxporteerd. Zou men in ons land den landbouw ver- waarloozen ten behoeve van de industrie, dan zouden, afgezien van andere over wegende bezwaren, zuiver economisch gezien, de grondstoffen voor deze in dustrie niet met producten betaald kun nen worden, doch zou dat met geld moe ten geschieden. En dat geld moet toch ergens wegkomen. Vroeger, toen Indië nog winsten in Nederland bracht, kon uit die bron geput worden. Dat is echter thans, en voor zoover wij het kunnen be kijken, voor de naaste toekomst, uit Meer nog dan vroeger komt het dus aar op een zoo hoog mogelijke productie uit den vaderlandschen bodem via het Neder- landschè boeren- en tuindersbedrijf. Het Is ons aller plicht aan zooveel mogelijk Ne derlanders op eigen bodem een bestaan te verschaffen. Daarom dient elk hoekje cultuurgrond intensief te worden bewerkt, dienen de Nederlandsche boer en tuinder met hun arbeiders zoo mogelijk nog vak bekwamer te worden gemaakt als ze reeds zijn en dienen deze ook de finan- cieele mogelijkheden te hebben om hun taak te volbrengen. Als wij alle zeilen bijzetten, zal het zeker nog de vraag zijn of in ons land na de gewijzigde omstandigheden alle menschen een bestaan kunnen vinden. Wellicht zou het voor allen een karig bestaan worden, wanneer er niet elders in Europa vele mogelijkheden te vinden zouden .zijn en gelijk in vroegere dagen zoo dikwijls ge schiedde, velen straks moeten en ook willen emigreeren. Daarvoor verrichtten wijlen Barendregt en anderen reeds veel pionierswerk. Hoeveel millioenen hier een bestaan zullen kunnen blijven vinden wa gen wij niet te schatten. Het heeft ook geen zin. Het moet echte* ons aller stre ven zijn alle mogelijkheden te exploitee- ren, en we moeten in grootere ruimte leeren denken. Wanneer wij telkens weer wijzen op de noodzakelijkheid dat onze boerenstand in den ruimsten zin meer waardeering ver dient opdat hij zijn functie zoowel in eco nomisch, maar ook in cultureel opzicht zal kunnen vervullen op do best mogelijke wijze, is dat geen pleidooi voor het groepsbelang, maar geschiedt zulks voor al in het belang van het geheele volk. Het is daarom ook dat wij scherp stelling nemen tegen opvattingen als van Mr. Blaisse, welke wij onlangs signaleerden, maar niet minder fel wijzen op de plich ten van ons boerenvolk zelf. Of men dat aangenaam vindt of niet laat ons betrek kelijk koud. Plichten van ons boerenvolk. Worden ze wel steeds voldoende beseft? Gooien velen er niet met de muts naar? Zien ze niet kortzichtig naar het eigen belang? Ze zijn er. Ondankbare boeren gezinnen. Hardvochtige menschen die zelfs in dezen tijd vergeten wie hen vroe ger hebben geholpen toen ze in moeilijk heden zaten. We hoorden hier en daar klachten van burgers die scherpe opmer kingen aan het adres van de boeren lan ceerden. Woorden die ons door de ziel sneden, maar waartegen wij geen vol doende argumenten als verzachtende om standigheden vermochten te vinden. Wat het eten betreft, hebben de boeren het stukken beter dan de burgers. Wordt dat wel voldoende bedacht? Wij zijn tegen standers van zwarten handel in levensmid delen en kleeren. Wij zijn ook tegenstanders van het ruilen over en weer in de winkels, maar wij vinden het menschlievend als de boer aan een zwak gezin in de stad iets uit eigen voorraad ter hand stelt. Kleine geschen ken onderhouden de vriendschap, niet waar? Vooral'als vroeger van de andere zijde medeleven is getoond. Dat is ech ter wat anders dan voor kleinigheden ver schrikkelijk hooge prijzen te vragen en dat is ook anders dan aan wildvreemden die den boer op komen dure eieren ot melk of zelfs boter te verkoopen om er zelf beter van te worden! Wanneer men zoo zijn medemenschen be handelt, dan maakt men de verhoudingen voor jaren kapot. De boerenstand heeft thans de gelegen heid zich van de goede zijde te leeren kennen, maar velen uit onze gelederen verprutsen voor eenig geldelijk gewin die kans hopeloos. Ook al wordt den boerenstand nog niet steeds recht gedaan, toch dient zijn hou ding waardig te blijven. Hij dient met ge degen argumenten zich zelf steeds beter ontwikkelend, anderen te overtuigen van de plaats die hij behoort in te nemen in Jan Barendregt is niet meer. De schier onverwoestbare boer uit den Grooten IJpolder is op doorreis naar het scholingsbe- drijf van de Nederland?"he Oostcompagnie te Wa>a T in Lithauen, bij een terreuraan- val van de Anglo-Amerikaan- sche vliegers op Berlijn met een veelbelovend landbouw ingenieur, J. B. de Vries, een Frieschen boerenzoon, om het leven gekomen. In ons vorig nummer werd dit verlies voor den Nederlandschen boeren stand reeds even gememo reerd. Vandaag willen wij op deze plaats enkele woorden wijden aan den stoeren Hol- landschen pionier, wijlen onze vriend Barendregt. En we zijn er van overtuigd, dat duizen den Nederlandsche boeren, die hem kennen, zijn heengaan met ons diep betreuren. Jan Barendregt laat een open plaats achter, maar pok een blijvende herinnering in veler harten. Hij was de rondHbrstige duivende Hollandsche boer, die van zijn hart geen moord kuil maakte, die het durfde te zeggen, hard en meedoogen- loc-s soms, maar die onder de ruwe bolster een schoone pit bewaarde, een hart van goud! Het leven van dezen man is een en al strijd geweest. Strijd om het boerenbestaan, strijd voor de boerenrecljten, strijd tegen de slampampers, strijd voor de toekomst van ons volk. Hij verstond de kunst voor zijn belangen als boer op te komen, maar hij had ook de kennis om een groot boeren bedrijf zoodanig te exploiteeren, dat geen hoekje grond on bewerkt bleef, dat de door hem verbouwde producten den toets van elke critiek konden doorstaan. Wie vakbekwaam is, heeft recht van spreken en we zien dezen reus nog staan als spreker in een der tientallen vergaderingen van den Nat. Bond Landbouw en Maatschappij, waarbij hij telkens weer door zijn woord, gekruid met humoristische voorbeel den, zijn gehoor wist te boeien. Maar we denken ook aan de samenkomsten van het Agrarisch Front en van den Landstand, waarin hij van zijn ervaringen vertelde, opgedaan gedurende zijn reizen in Oostland en in de Oekraïne. Vele zijn deze reizen geweest en steeds tal rijker werden ze in de laatste jaren, maar even onverschrok ken als de eerste keer ging Jan Barendregt opnieuw, de drie en zestig jarige, ondanks alle vermoeienissen daaraan verbonden. Hij achtte het zijn plicht pionierswerk te ver richten en plaats te zoeken, zoo mogelijk de beste, voor onze Nederlandsche boeren die de wijde vlakten in het Russische en Poolsche land wilden bebouwen ten bate van de Euro- peesche voedselvoorziening. In het harnas is hij thans gestorven. Niet door een kogel van een bolsjewistischen partisaan, gelijk meerderen onzer wel eens hebben gevreesd, maar als slachtoffer van de ter reur der Anglo-Amerikaansche bommenwerpers. Zijn naam zal voor eeuwig verbonden blijven aan het pionierswerk van de Ned. Oost Compagnie en aan den inzet van Nederlandsche boeren in het Oosten. Zijn naam zal met eere genoemd worden in de geschiedenis van den Nederlandschen boerenstand. Jan Barendregt heeft niet voor niets geleefd. Hij ruste in vrede. TER HAAR. de volksgemeenschap. En ook wil ver overen. Een dergelijke plaats zal hij juist dan krij gen als hij door zijn optreden IN de volks gemeenschap zich verdienstelijk maakt. Dat doet hij zeker niet door ruw optreden, maar dat doet hij wel, door met verant woordelijkheidsgevoel trouw, eerlijk en eenvoudig zich te laten gelden. Ons boerenvolk In die richting te vormen is mede de taak van den Nederlandschen Landstand. Begonnen moet daarbij wor den met de Buurtboerenleiders, de ver antwoordelijke personen in de buurten, de vertegenwoordigers van den boerenstand naar buiten. Daarmede is een aanvang gemaakt door het houden van driedaagsche samenkom-

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 1