Indrukken en Gedachten
P' .1. p'jv-vjoonailBrt
,J""" GOS»','
3e JAARGANG No. 12
VRIJDAG 24 MAART 1944
S2
DE LANDSTAND
ZEELAND
9
(^Als er geen boeren waren, en tochJ
Ir ons vorig artikel schreven wij over geborgen zijn in
eigen volk, zulks mede naar aanleiding van een brief
van een ouden boer, die graag zijn bedrijf zou willen
overgeven aan een jongere kracht, maar op zijn zeven
tigjarigen leeftijd zonder het bedrijf onvoldoende in
komsten heeft, doordat de financieele uitkomsten van
het boerenbedrijf ondanks de uiterste zuinigheid geen
mogelijkheid tot reservevorming hebben geboden.
Dit geval staat lang niet alleen. Het geeft ons andermaal
aanleiding op dit probleem in te gaan. Er liggen nog
verschillende brieven in ons archief, zoowel van boeren
als van boerinnen, die daar min of meer verband mee
houden.
In een brief van vier kantjes schrijft ons een Zuid-
hollandsche boer over de verhouding: stedeling - platte
lander. Hij wijst er op hoe menig stedeling tegenwoordig
het vrtïiènlden schotel ziet bij den boer, maar voor het
vjja'. lage» den neus optrekt en dat ook wel zal blij-
steeds nie Onze briefschrijver twijfelt er soms aan of
xn° ^on'dom ooit weer op den goeden weg te bren-
TaS^^flS'iderdaad onderlinge waardeering voor elkan-
werk ln de P'actljk tot werkelijkheid gebracht
Een k'den.
14d«ijst daarbij ook op het volgende:
In de couranten ziet men soms foto's van menschen
die 25 jaar en ook langer in een fabriek of op een
kantoor gewerkt hebben. Vroeger haalde men ze af
met auto's, er kwamen bloemen en toespraken aan
te pas, enveloppen met inhoud, gouden horloges en
zoo meer. Voor zoover mogelijk doet men dat thans
nog. Maar heeft een boer of arbeider 25, 30 of zelfs
40 jaar voor de volksvoeding gewerkt, Is hij op z'n
ouden dag krom en afgetobd veelal, dan leest men
van huldigingen als door mij beschreven, niets!
Neem nu eens een politieagent, een beambte aan
spoor, tram of posterijen, een onderwijzer en vele
anderen; ze worden later gepensionneerd. Op zich
zelf is daar niets tegen te zeggen. Ontegenzeglijk zul
len deze menschen nuttig werk voor de gemeenschap
gedaan hebben, maar dat hebben boeren, tuinders en
arbeiders toch zeker niet minder, doch de laatsten
komen niet aan pensioen toe. Waar zouden al de
ambtenaren van moeten leven als er geen boeren
waren. Neen, wij mogen het anderen mooi, gemakke
lijk en genoegelijk maken, maar waardeering, ho
maar!"
Daar is geen woord „Fransch" In het betoog dat we
hierboven afdrukken. In groote lijnen komt het er op
neer dat naar de meening van den
schrijver bij het groote publiek de
boer (evenzoo den tuinder en den
landarbeider) met minder respect
wordt behandeld als iemand die in
andere bedrijven werkzaam is. Het
komt niet alleen tot uiting in de finan
cieele waardeering maar ook in de
behandeling bij hoogtijdagen als de
genoemde. Dit verschil in waardeering
is een niet te ontkennen feit. Het Is
op alle terreinen merkbaar en velen
zien het al niet meer omdat men niet
anders meer weet.
Nu de GEMEENSCHAP als uitgangspunt
wordt genomen en juiste verhoudingen
tusschen alle deelen dezer gemeen
schap worden nagestreefd, nu dienen
wel terdege alle vroegere verhoudin
gen onder de loupe te worden geno
men en moet van andere maatstaven
worden uitgegaan.
ambachtsman of kantoorbediende de gemeenschap
heeft te dienen naar zijn vermogen, mag er in principe
geen verschil gemaakt worden in waardeering tusschen
hand- en hoofdarbeid. Hetgeen beteekent dat iemand
met jarenlangen trouwen dienst aan de gemeenschap,
ongeacht zijn beroep of functie, waardeering toekomt zon
der meer. Extra waardeering zullen vooral degenen krij
gen die door hun levenshouding, door hun wijze van om
gang met hun medemenschen, door hun voorgaan, door
hun daden, tot de stlmuleerende krachten der volks
gemeenschap gerekend kunnen worden. Er is verschil
in optreden tusschen postboden en postboden, er Is ook
verschil in optreden tusschen boeren en boeren. Er is
ook verschil in vakbekwaamheid. Dat zal steeds zoo
blijven, want daarvoor zijn wij allen menschen met onze
menschelijke gebreken en persoonlijke talenten.
Met betrekking tot de verschillen in financieele waar
deering staat het wel anders.
Vroeger was alles overgeleverd aan het vrije spel der
maatschappelijke krachten. Degene die de sterkste elle
bogen bezat plukte de mooiste vruchten van den maat-
schappelijken boom. En de groote massa wa3 aan vraag
en aanbod op de arbeidsmarkt overgeleverd. De hier
verbouwde of vervaardigde producten waren aan de
schommelingen op de wereldmarkt onderhevig.
De organisaties der arbeiders ontstonden, de ioon-
afspraken waren er het gevolg van. En de stakingen
eveneens.
Maar ook de trusts en concerns zagen het levenslicht
met hun internationale prijsafspraken en zoo meer.
Vooral degenen die producten vervaardigden voor de
wereldmarkt en daardoor geen prijsafspraken konden
maken, waren overgeleverd aan vraag en aanbod. Het
was vooral de boerenbevolking die daardoor bekneld
geraakte tusschen de moiensteenen van vrijhandel en
bescherming. De belooning van boer en landarbeider
moest immers komen uit den prijs vaa het product dat
werd afgezet. En dat product moest concurreeren tegen
aitikelen uit werelddeelen met een geheel anderen
levensstandaard of tegen producten die zeer extensief
werden verbouwd.
Het lijkt ons overbodig alle wederwaardigheden rondom
deze wereldmarkt te beschrijven. Het moge voldoende
zijn dat wij herinneren aan de dertiger jaren toen de
Boerdi
en/en in
Beeld
Uitgaande van de stelling dat iedere
volksgenoot, ongeacht de functie die
hij bekleedt of hij boer is, landarbei
der dan wel postbode, onderwijzer,
Boerderij in de gemeente Voorst.
val In de prijzen der landbouwproducten den boeren
stand schier ruïneerde, toen duidelijker aan het licht
kwam dat vrijhandel voor den een en bescherming voor
den ander alle gezonde ruilverhoudingen kapot maakte.
Omgekeerd zou NU hetzelfde geschieden. Indien in
dezen tijd van schaarschte aan volksvoedsel n»et was
ingegrepen in den handel in landbouwvoortbrengselen,
zoo zou de boer thans enorm profiteeren en alleen de
menschen die over veel geld beschikken nog iets kun
nen koopen voor hun gezin.
Het heeft in de z.g. dertiger jaren veel moeite gekost
om de leidende menschen te overtuigen van de waar
heid dat vrijhandel voor den een en bescherming voor
den ander binnen het raam van het eigen volk ongeoor
loofd is. Het scheen dikwijls bijna hopeloos, duidelijk
te maken welke enorme waarden geconcentreerd zijn
in de bewerkers van den vaderlandschen bodem. Van
de stelling dat juiste ruilverhoudingen tusschen alle
bevolkingsgroepen noodzakelijk waren om een betere
samenleving te verkrijgen, werd terloops wel notitie
genomen, soms was er ook Instemming maar zoodra
het in de practijk moest worden gebracht waren er
overwegende (kiezers!!!) bezwaren. En zoo kon men
TOEN niet in practijk brengen wat voor onze volks
gemeenschap noodig was. Daarenboven wist men de
wegen niet voldoende te vinden.
Zoo komen wij bij een volgenden brief. Iemand uit
Groningen wijst op het verleden dat we even schilder
den en maakt de opmerking dat de prijzen der land
bouwproducten, zooals die officieel vastgesteld zijn,
ook nu nog niet zoodanig zijn dat ze toelaten daaruit
loonen te betalen aan de land- en tuinbouwarbeiders
die in een luiste verhoud'.;g staan 'st die va"i ov*re*v*.
komstlge werkers in andere beroepeh. De schrijver
brengt dit o.m. In verband met het dlenstbodenvraag-
stuk, waarover wij onlangs schreven. Hij besluit zijn
brief met de volgende woorden:
„Het parool moet NU zijn: schep goede verhoudingen
en maak rechtvaardige en strenge voorschriften. De
goedwlllenden zullen daarvoor tenslotte dankbaar zijn".
Ons bereikten veel meer brieven, waaruit duidelijk da
wensch spreekt dat de productenprijzen hooger gesteld
worden, teneinde de juiste ruilverhoudingen THANS te
kunnen scheppen. En de boer heeft met zijn arbeider
daar ongetwijfeld recht op. Zonder deze nijvere wer
kers zou ons volk aan den hongerdood moeten worden
prijs gegeven.
Met nadruk willen wij er op wijzen dat hier niet wordt
gevraagd om een zoo'n hoog mogelijke belooning doch
om rechtvaardige verhoudingen op grond van geleverde
prestaties voor de volksgemeenschap en op dienover
eenkomstige waardeering.
Het zijn met name de Gemachtigden
voor de Prijzen en van den Arbeid die
hier verantwoordelijk werk hebben te
doen. Mogen beiden steeds meer re
kening houden met de fundamenteele
beteekenls van boerenstand en land
bouw voor ons geheele volk. Mogen
zij begrijpen dat met betrekking tot de
vaststelling van prijzen en loonen, bij
het scheppen van juiste ruilverhoudin
gen het beginpunt van dezen vlcieuzen
cirkel In dien boerenstand en dien
landbouw te vinden is.
Intusschen ploegt de boer voort, óók
bij mindere waardeering. En dat is ge
lukkig voor de andere volksgenooten
die zonder zijn arbeid zouden ver
hongeren, pmdat ze zelf de kennis
missen en meestal den lust om het
primaire werk van de voedselvoorzie
ning: de bewerking van den bodem en
de verzorging van het vee, over te
nemen.
Deze anderen mogen dat ongetwijfeld
wel meer op prijs stellen dan ze tot
heden In groote meerderheid doen en
foto Zeijlemaker. ^an blijkt uit de officieele prijzen.
TER HAAR*