Indrukken en Gedachten LXI! COver den opbouw van den Landstand (11)^ lii onze vorige beschouwing hebben we ons vooral be zig gehouden met den persoon van den Buurtboeren- leider, terwijl we iets hebben aangestipt van de samen stelling van den Buurtboerenraad. We wezen er ook op hoe de B. B. L. dient te zorgen dat in zijn gebied een Landvrouwenleidster is aangesteld, alsmede een Buurt- jongerenleider. Het is vanzelfsprekend dat deze beide personen in staat dienen te zijn initiatief te ontwikkelen en inderdaad de eigenschappen bezitten, die noodig zijn om resp. de landvrouwen en de jongeren In hun gebied voor te gaan. Uit den grooten levenskring van den Landstand, die de volledige gezinnen omvat, zijn immers twee kleinere te construeeren in den vorm van den levenskring der landvrouwen en die der Jongeren. Dat aftakken vangt reeds in de buurten aan om in het gezin weer tot een eenheid te worden en de levens vreugde in het gezin te verhoogen. Met het geloof be moeit de Landstand zich niet! Aangezien we nog betrekkelijk kort geleden ons spe ciaal hebben bezig gehouden met de taak van de land- viouwen, alsmede met die der jongeren, die in Den Jongen Landstand zijn tezamen gebracht, willen we thans volstaan met te constateeren dat nog slechts een pover begin is gemaakt met den uitbouw dezer beide zeer belanrijke onderdeelen van het geheele Landstand apparaat. Evenwel kunnen we ons moeilijk voorstellen dat er nog Buurtboerenleiders zouden zijn die in hun gebied niet reeds een bekwame boerin en een dito boerenzoon hadden uitgezocht om den arbeid van resp. landvrouwen en Jongen Landstand te leiden. En al moge het dan hier en daar door gebrek aan medewerking niet gaan zooals men het gaarne zou zien, te weten dat men bezig is aan de ontwikkeling van ons boeren volk in al zijn geledingen, te weten dat men niet alleen staat, maar dat in andere buurten eveneens dergelijke werksters en werkers worden gevonden, waarmee men af en toe in provinciaal verband tezamen komt, geeft menigeen de kracht om door te gaan met dit zeer be langrijke werk. Door te gaan tot er meer begrip voor dit mooie werk komt. Er is nog iemand, die door den Buurtboerenleider moet worden aangesteld, zoo dit niet reeds is geschied. Dat is een hoogstaand man, liefst een landarbeider, die vak bekwaam is en een breeden kijk heeft, die respect af dwingt in zijn buurt en in staat is de eer van den arbeid op te houden. Deze ARBEIDSLEIDER zou men a.h.w. de sociale voorman van de buurt kunnen noemen. Zijn taak is eenerzijds den v/erkgever van zijn enge eigenbelan gen af te brengen, hem socialer te leeren zien. Ander zijds is zijn taak den werknemer het idee van den klas senstrijd te ontnemen, hem op te trekken tot de ge dachte dat beiden werkgever en werknemer hun bestaan moeten put ten uit den prijs vxan het product, dat ze samen voortbrengen. De een door aanwending van kapitaal en dikwijls op de kleinere bedrijven mede door harden arbeid, de ander door beschik baarstelling van alleen zijn arbeids kracht. De arbeidsleïder dient, ais ge machtigde van den Buurtboerenleider, de vraagbaak te zijn in loonkwesties, hij dient op de bres te staan voor den arbeidsvrede dus, hij is de propagan dist der gemeenschapsgedachte, in het kader van dit artikel willen we op zijn taak thans niet dieper ingaan, maar men zal begrepen hebben dat dit een zeer mooie opgave is, die inderdaad hoogstaande menschen vraagt. Nadat wij ons vorig artikel de wereld hadden ingezonden, ontvingen wij van een goeden vriend de opmerking dat sommige buurten te groot zijn voor de verkrijging van een hechte dorpsge meenschap en dus de taak In dien zin voor één buurtboerenleider te zwaar. Over het algemeen zijn de buurtgrenzen van den Landstand geiijk aan de grenzen eener gemeente. En nu zijn er gemeenten ik denk aan Vries en Emmen in Drenthe o.a. en aan de Stellingwerven In Friesland die uit meerdere buurten bestaan, welke ieder voor zich een afgerond geheel vormen en dus steeds een gemeenschap geweest zijn of er een kunnen worden. Alhoewel overal naast den burgemeester ook een gemeentelijke boerenleider dient te zijn, is het naar onze meening noodzakelijk en In vele gevallen in de practijk reeds doorgevoerd, dat elk dorp in zoo'n buurt een lid van den grooteren Buurtboerenraad ais vertrouwensman van den gemeentelijken boerenleider heeft. Wil deze vertrouwensman enkele menschen uit zijn omgeving ais adviseurs om zich heen hebben, dan bestaat daartegen naar onze meening geen enkel be zwaar. Het is zelfs zeer wenscheiijk. Hetgeen met be trekking hiertoe is opgemerkt over den Boerenleider, geldt eveneens voor de Landvrouwenleidster, voor den Jongerenleider en voor den Arbeidsleïder. Als men van één ding goed doordrongen Is, namelijk dat alles wat provinciaal en landelijk in Landstandver- band gescniedt, met geen ander doel plaats vindt dan om de kleinste eenheid, ieder gezin dat tot den Land stand behoort, tot meerder inzicht, meerdere ontwikke ling, meerdere levensvreugde te brengen en tot ge» meenschappelijken arbeid aan te sporen, óók op cul tureel gebied, dan begrijpt men des te beter waarom wij zoo lang stil staan bij den opbouw van de haar wortels van den Nederlandschen Landstand, de buurten. De Buurtboerenleider in groote buurten kan meerdere leden van zijn Buurtboerenraad bepaalde opdrachten geven. Zoo dient een der leden op te treden als voor zitter van de commissie van advies bij den Plaatselijken Bureauhouder in welke commissie overigens meerdere leden van den Buurtboerenraad zitting dienen te heb ben of andere personen uit de buurt, zulks in overleg met den Buurtboerenleider. In sommige provincies is het op deze wijze reeds geregeld. Een ander lid in kleinere buurten kan het ook dezelfde persoon zijn dient zich vooral toe te leggen op de technische vraagstukken, op de productie van de ge wassen, de verzorging en de fokkerij van het vee {groot en klein) en zoo meer. Dit lid houdt tevens nauw contact met de werkgroep van den Jongen Landstand voor het aanleggen van proefvelden, het nemen van voederproeven, het organiseeren van keuringen en zoo meer. Een en ander na overleg met den Buurtboeren leider. Indien er een bedrijfsvereeniging in de buurt is, dient hij daarvan voorzitter te zijn en Indien er ter plaatse een assistent van den voorlichtingsdienst is, zal deze vooral met hem moeten samenwerken. Dat alles moet groeien en zoo wordt de zelfwerkzaam heid bevorderd. Weer een ander lid van den Buurtboerenraad, in feite behoort DÉZE plaatsvervangend buurtboerenleider te zijn, bemoeit zich vooral met het cultureele leven in de buurt, maar ook met de pachtkwesties, met waterschaps aangelegenheden, met ruilverkaveling zoo dit noodig is, met alles wat tot het terrein van den mensch behoort en minder tot het bedrijf gerekend kan worden. Boerderijen in Beeld In buurten waar naast akkerbouw en veehouderij, ook tuinbouw en/of visscherij wordt gevonden, is het van zelfsprekend dat voor elk gebied iemand deel uitmaakt van den Buurtboerenraad. Geen onderdeel mag ver onachtzaamd worden, want alles behoort tot het groote gezin, dat Landstand heet. We gaven hier enkele voorbeelden, speciaal voor een groote buurt. In kleinere buurten kan veel in enkele personen vereenigd worden. Wanneer echter ieder wat voor zijn rekening neemt en er is een goede samen werking, wordt niemand overbelast tot schade van zijn eigen bedrijf en groeit de gemeenschap. De Buurtboerenleider vormt het middelpunt, dient de bezielende kracht te zijn van deze gemeenschap en vertegenwoordigt haar naar buiten, bij het overheids gezag, maar ook en vooral bij den provincialen Boeren leider aan wien hij verantwoording schuldig is voor zijn gebied. In het vorenstaande hebben we enkele gedachten ge geven, zooals wij meenen dat de Landstand In de buurt dient te werken. We noemden daarbij enkele terreinen waarop gewerkt kan worden. Reeds nu! Hetgeen gedaan moet worden op het cultureele gebied, aan de opvoeding van de jongeren; landbouwonderwijs, economische lessen, sport, zang, muziek, tooneel en zoo meer, is op zichzelf al een groote en belangrijke opgave. Dat er op dit terrein in menige buurt nog alles en in vele andere nog heel veel hapert, zal ieder met ons eens zijn, die rondom zich kijkt. Aan de huishoudelijke en algemeene ontwikkeling der landvrouwen kan ook nog veel verbeterd worden. En aan de vorming der ouderen? Vakbekwaam is niet ieder; noch de boer, noch de arbeider. Bovendien is er telkens voor de besten zelfs nog wat te leeren. Er kan initiatief genomen worden op het gebied der proefvelden, bouw land-, boomgaard- en graslandkeuringen. Er is op het terrein der veeverbetering nog veel te doen. Aandacht kan geschonken worden aan betere water- en land wegen, aan pacht- en grondbezit, aan natuurbescher ming, aan waterschappen en ruilverkaveling, aan uit breidingsplannen, aan de geschiedenis van de buurt en van diverse boerengeslachten, aan de boerencultuur enz., enz. Zeker, ook vroegere en nog bestaande organisaties hebben nuttig werk gedaan op een bepaald onderdeel, maar niemand zal kunnen ontkennen dat de groote lijn dikwijls ontbrak en er nog veel te doen is, vóór een ideale toestand is verkregen. Uit het vorenstaande moge reeds duidelijk zijn gewor den dat al hetgeen in zoo'n buurt dient te geschieden door ieder uwer kan worden aangepakt, zonder dat de politiek waarvoor velen zoo bang zijn, er iets mee heeft te maken. Ons eigen innerlijk, onze levenshouding, die heeft er wel mee te maken. We moeten de problemen onder oogen durven zien, we moeten beseffen dat de boerenstand in den ruimsten zin de enorme opgave heeft en zal blijven houden wil er ooit een gezonde maatschappij ontstaan niet alleen voedsel, maar ook best bloed (prima menschenmateriaal) aan de stad ter beschikking te stellen. Hoe gaver het fundament van de maatschappij is, hoe organischer het is opgebouwd, hoe beter allen die er deel van uit maken op elkaar zijn ingesteld, hoe natuurlijker naar eigen aard wordt ge leefd. En des te beter de goede eigen schappen in ieder mensch naar voren zijn gehaald en de slechte onderdrukt, des te beter zal het geheele volk zijn taak in de wereld vervullen en des te intenser zal ieder kunnen genieten van de cultureele werkstukken die daar door ontstaan. Nog eens: het zijn de buurten van den Landstand, de kleinste kernen na de gezinnen, waar de voornaamste arbeid moet worden verricht. En daarom ligt het aan de menschen in elke buurt of zij voldoende terecht brengen van de opgaven welke daar te vinden zijn. Het moet een eèr zijn in de eigen buurt aan deze mooie opgaven te wer ken. Des te meer dat wordt be grepen, des te schooner wordt het geheel Wie geen dictatuur, wie geen staatsabsolutisme wenscht, stimuleer© de zelfwerkzaamheid in den volkschen levenskring van den Landstand en zal ervaren dat de menschelijke persoon lijkheid nergens beter tot haar recht komt dan in nauwe samenwerking met de natuur, waardoor ieder op zijn tijd bovendien gelouterd wordt en zoo tot gemeenschapsmensch opgevoed. TER HAAR. Limburgsche boerderij van het gesloten type bij Mechelen. Gewoonlijk zien de vensters op de binnenplaats met mestvaalt uit. Hier zien we echter ook vensters aan de buitenzijden.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 1