3e JAARGANG No. 23 VRIJDAG 9 JUNI 1944 DE LANDSTAND ZEELAND Officieel Orgaan van d r: ri Neder 1 a n ci s c; h. e n Landstand (^Over den opbouw van den Landstand (7)^ l4vii In groote lijnen hebben wij in de zes voorgaande arti kelen getracht onze gedachten over den opbouw van de organisatie van den Nederlandschen Landstand dui delijk te maken. We hadden daarbij gelegenheid iets van het groote doel waarvoor dit publiekrechtelijke lichaam in het -leven werd geroepen, in het licht te stel- lem We bleven daarbij op het eigen terrein der organi satie, v/ant we behandelden achtereenvolgens: a.-de opbouw van de buurt; b. de taak van den Buurtboerenleider; c de organisatie In de provincie; ti. de taak en de organisatie van Hoofdafdeeling „Volk en Bodem"; e. de taak en de organisatie van Hoofdafdeeling „Voortbrenging"; f. de taak en de organisatie van Hoofdafdeeling „Voedselvoorziening". Reeds uit deze volgorde moge gebleken zijn dat wij den nadruk hebben willen leggen op ,het leven in het boeiengezin, in het bedrijf en in de cïbrpsgemeenschap, waarvoor al hetgeen door het hoogere kader van den Landstand wordt gedaan, tenslótte geschiedt. De geheele organisatie is immers een middel om levensvreugde te brengen in het boerengezin, om een gepaste levens houding aan te kweeken en daardoor te komen tot éen hechte dorpssamenleving en tot een organisch opge bouwde volksgemeenschap. Het moge ook duidelijk geworden zijn dat, door in de buurten aan te vangen, wij erkennen dat iedere streek haar volkseigene he.eft en dat zulks geëerbiedigd moet worden, wil er ooit van een volksgemeenschap sprake zijn, waarin waardeering bestaat voor elkanders ge- wconten on geaardheid. Ir.tusschen willen wij degenen die opmerken dat een opbouw als wij hebben geschetst: hun wel bevalt, maar dat de practijk dikwijls nog geheel anders is, zonder meer gelijk geven. Er Inankeert nog veel aan. Wij staal nog pas in het voorjaar bij dezen akker; het zaad is nauwelijks boven. En wie in dezen tijd een bietenakker aanschouwt, moet ook dikwijls als hij al het onkruid ziet rondom de kleine bietenplantjes, al leen naar het ideaal van een bieten- w akker in den herfst zien, om te kunnen gelooven dat uit die kleine bieten plantjes soms zulke enorm dikke bie ten kunnen groeien. Die ideale bietenakkér in den herfst doet hem inspireeren tot wieden en schoffelen, tot uitdunnen en zoo meer. En als de boer geen geloof had in de natuurlijke groeikracht bovendien, dan zou hij geneigd zijn Gods water over Gods akker te laten loopen. Zoo is het ook met ieder die werk zaam is in een organisatie als de onze. Wieden, schoffelen en uitdunnen kan alleen degene doen die het ideaal zuiver ziet. Naar onze meening is het ideaal dat aan den Landstand gesteld is en dat wij hebben getracht te schilderen op den achtergrond van de zes voorgaan de artikelen, zóó zuiver en zóó hoog, dat alle leden van het Landstandsgezin, ongeacht hun politieke inzicht, daarvoor de handen uit de mouwen kunnen steken. Wanneer dezerzijds niets onbeproefd wordt gelaten om karaktervolle menschen te helpen vormen, menschen met levenshouding en met inzicht in de maatschappe lijke problemen, dan kan men zich tijdelijk daartegen om kleinzielige dingen verzetten, maar dan zal dat ver zet later met schaamte op de kaken worden opgegeven door degenen die óók het goede willen voor de menschheid. Die overtuiging leeft diep in ons en daar om aarzelen wij niet, ondanks alle moeilijkheden van het moment, door te gaan met het in het licht stellen van ieders taak. Het gaat er om de goede eigenschap pen welke er van ouder op kind leven in de beste ge slachten, aan te fweeken bij allen. Alleen daardoor kan er ooit sprake zijn van een hechte volksgemeenschap, waarin ieder zijn taak kent, maar -waarin de enkeling zich weet ondergeschikt te maken aan het geheel. Natuurlijk met behoud van zijn-persoonlijkheid. Welke zijn de beste eigenschappen waarop wij doel den? We willen er enkele noemen: arbeidslust, gemeen schapszin, trouw, moed, verantwoordelijkheidsbesef, een sterk rechtsgevoel, maar ook een sterk onder scheidingsvermogen in wat kan en, mag, gevolg V3n het dcaelijksch leven in de natuur. Wie arbeidslust heeft, dient naar vakbekwaamheid te vens te streven. Hij zal daar ook gemakkelijker toe komen. Wie gemeenschapszin bezit, zal eigen begeerten terug weten te stellen, indien zulks voor het algemeen belang wenschelijk is. Trouw en moed zijn deugden die niet nader behoeven te worden uitgesponnen. Wie a zegt, zal ook b moeten zeggen en zal de consequenties vc-or zijn daden ook durven dragen, zoo hij verant woordelijkheidsbesef heeft. Het is niet onze bedoeling op deze, naar onze meening zeer belangrijke deugden thans dieper in te gaan. Wel willen wij er op wijzen dat de levensstijl en de bodemgebondenheid van den boer maatgevend dient te zijn voor het geheele volk, opdat daardoor de maat schappij-boom tot een harmonische ontwikkeling kan komen. Al te zeer werd in het verleden acht geslagen op de kiuin en takken, op handel en industrie terwijl men vergat dat de stam en de wortels van dezetï boom worden gevormd, de eeuwen door, door den boeren- Boerderijen in 'Beelcl 'Wmmemsat Limburgsche Boerderij onder Wijnandsrude. Foto-archief: 3. D. de long stand en het daarmee nauw verbonden levende overige plattelandsvolk. Intusschen hebben wij in het heden eensdeels te maken met oorlogsomstandigheden waardoor maatregelen moeten worden getroffen die abnormaal hard zijn, anderdeels zitten wij nog met de moeilijkheid dat groote groepen van ons volk, maar vooral overheids personeel uit het vorige tijdperk, nog nooit kunnen gelooven dat de mede door hen opgebouwde maat schappij-boom bijna was omgewaaid doordat zij veel te veel in de kruin kunstmatige verzwaringen hadden aan gebracht en daardoor waren ingegaan tegen de na tuurlijke bindingen. Vele dezer menschen kunnen nog met door het bladerendak van den boom zien en besef- fer nog niet dat de levenssappen slechts via de wor tels en den stam naar boven kunnen worden gezogen. Zij begrijpen ook niet dat een harmonische samenwer king noodzakelijk is tusschen alle deelen van den boom om tot een natuurlijke schoonheid te komen, want zij kennen de verhoudingen onvoldoende. ?ij zitten zelf in de kruin en hebben dus geen overzicht van het geheel. Waarmee wij uiteindelijk zeggen willen dat er op het terrein dat in feite tot den Landstand behoort, maai waarop zich ook anderen bezig houden, nog wel het een en ander is dat verbeterd kan worden, zelfs wel in dezen oorlogstijd, maar zeker in de naaste toekomst. E i nu zijn er menschen, óók Landstanders, die moede loos dreigen te worden door alle tegenwerking die ze ondervinden in hun streven naar juiste verlio. dingen, door het geringe resultaat dat ze bereiken. We kunnen ons een tijdelijk inzinken af en toe begrijpen na alles wat men reeds heeft meegemaakt van alle kanten. Wie bthter door een ideaal gegrepen is, kan niet blijvend mcedeloos zijn, maar zal weer opveeren en opnieuw aanpakken om toch dat ideaal naderbij te komen. Wie jarenlang gestreden heeft voor de verkrijging van recht voor onzen boerenstand, moge teleurgesteld zijn nu alles niet zoo vlot loopt als hij zich in dezen tijd had voorgesteld, maar hij versaagt niet omdat in hem een onbluschbaar vuur brandt, een wetenschap dat den boerenstand recht moet worden gedaan, zal ons volk, ja zal Europa leven. En telkens v/eer zal hij met nieuwen moed aan het wieden slaan op den Landstandsakker. Dat is de eenige manier om te winnen. Niets voor zich zelf, maar alles voor het Landstands gezin! Want ieder eerlijk mensch moet helpers krijgen en samen zullen ze dezen akker schoon krijgen en zullen de vruchten rijp worden en voor het geheele volk beschikbaar komen. Daar zijn honderden die naar beste weten in de een of*andere functie aan den uitbouw der organisatie, die Land stand heet, actief werkzaam zijn. Daar zijn andere honderden, die zich nog afzijdig houden, maar voldoende karak ter en kennis bezitten om bijzonder nuttig werk voor de gemeenschap te verrichten. Moge deze artikelen-serie bij déze honderden vooral begrip hebben ge bracht en moge daardoor bij hen de overtuiging zijn gerijpt dat ze begrij pen een BOERENPLICHT. TE HEBBEN die van hen vraagt te ploegen, zaaien, wieden,schoffelen en zoo meer op den Landstandsakker. Ook in dezen tijd. 3a, vooral nu in het voorjaar. V/ie wacht met wieden tot den zomer, be rokkent het gewas schade en dus ook zich zelf en vooral de toekomst zijner kinderen en van zijn volk. Moge dit worden beseft! ER haar.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 1