Indrukken en Gedachten
ZEELAND
3c JAARGANG
LXVIII
Zoo hebben ook velen uit onzen lezerskring in de laatste
week ontdekt dat invasie heel wat anders is als „men"
er zich van had voorgesteld en óók dat de versterking
van onze kust en het onder water zetten van duizenden
bunders cultuurgrond niet voor niets is geweest. Uiter
aard schrijven wij op deze plaats niet over politieke
en militaire problemen, maar toch kunnen we dit keer
niet nalaten, in verband met de invasie-pogingen, het
een en ander op te merken, enkele gedachten ter over
denking te geven aan dengenen die met de werkelijk
heid onvoldoende rekening plegen te houden.
Het onder water zetten van den allerbesten cultuurgrond
is voor iedereen pijnlijk, maar voor menschen die niet
begrijpen wat er op het spel staat, moeilijk te slikken.
Dat de militaire botsingen, ais gevolg van de invasie,
zich nog niet in ons land afspelen, hebben we alvast te
danken aan de inundatie van groote gebieden van ons
polderland. Het wil ons voorkomen dat van twee kwaden
hier toch zeker de beste gekozen is. Wij mogen ver
schillend hopen op den afloop van deze wereldworste
ling, over één ding kunnen we het eens zijn, namelijk
dat ons dichtbevolkte landje bij een militair treffen van
groote legers onherstelbaar zal worden getroffen. We
kunnen slechts hopen dat deze ramp ons volk bespaard
blijft.
Intusschen dient te worden vastgesteld dat honderden
nijvere gezinnen, waaronder tientallen boerenfamilies,
zeer zwaar zijn getroffen, doordat zij huis en hof hebben
knoeten verlaten, offers hebben moeten brengen ten
bate van het geheèi. Wordt dat wel voldoende op
waarde geschat? Moge dat niet alleen door vele volks-
genooten beter begrepen worden, doch ook door de
daarvoor in aanmerking komende instanties. Wanneer
wij goed zijn ingelicht ontvangen de gedupeerden de
hun toegezegde bedrijfschade nog steeds niet en is het
nog zeer de vraag of zij in voldoende mate worden
schadeloos gesteld. Dat moet toch een eereplicht zijn
voor ons volk! Wij hopen dat een en ander in orde komt
en dat de vrees en de verontwaardiging die uit ontvan
gen brieven spreekt, ongegrond zal blijken te zijn.
Het uitschakelen van een groote oppervlakte besten
cultuurgrond heeft natuurlijk invloed op de voedsel
positie van ons volk. Alhoewel verwacht mag worden
dat de betreffende autoriteiten bij een goeden oogst
van de te velde staande gewassen op de restèerende
gronden en bij een juiste inlevering der geoogstte
granen, bieten en aardappels, kans zullen zien ons volk
van honger te vrijwaren, dienen er ongetwijfeld maat
regelen te worden getroffen om de oppervlakte akker
bouwproducten in het komende seizoen weer uit te
breiden. Met andere woorden: ONZE BOERENSTAND ZfL
ER REKENING MEE DIENEN TE HOUDEN DAT ER NOG MEER
GRASLAND GESCHEURD ZAL MOETEN WORDEN. Onge
twijfeld is hier en daar nog daarvoor geschikt grasland
te vinden. Echter mag er anderzijds wel terdege reke
ning gehouden worden met verhooging van het aantal
werkkrachten in den landbouw. Uiteraard zijn wij over
tuigd van de noodzaak van scheuren, maar we zijn ook
realist genoeg om te weten dat uitbreiding van werk
krachten in den landbouw noodzakelijk is om voldoende
resultaten te bereiken. Reeds thans zitten diverse
zomergewassen tamelijk in het onkruid. De strijd tegen
dezen vijand is bij den boer in vollen gang. Daar is één
voordeel bij. Men heeft geen tijd om veel te luisteren
naar allerlei geruchten die verband houden met de
invasie, alhoewel daarvan nog veel te veel wordt ge
loofd. De boer „ploegt voort", hij kan in zijn bedrijf
geen rekening houden met de oorlogsomstandigheden.
Zou hij dat wel doen, dan zou de stedeling in den
komenden winter op een houtje moeten bijten, d.w.z.
honger lijden. Dat zijn de feiten. Oorlog of geen oorlog,
de boer moet zijn akker blijven bewerken en hij doet
het, omdat dit zijn roeping is. Hij deed het ook in de
crisisjaren toen zijn producten werden miskend, toen hij
tuin, akker en vee nog beter dan thans kon verzorgen,
omdat hij den tijd daarvoor had en de werkkrachten
beschikbaar waren, alhoewel de vruchten op de mest-
faalt moesten worden gedeponeerd of voor een „appel
en een ei" moesten worden verkocht, terwijl er van een
belooning geen sprake was. Hij ploegde ook toen voort,
omdat het zijn roeping was
Nederland ligt als agrarisch land gunstig tusschen twee
industriegebieden. Zoo is ons geleerd. Het heeft van
de agrarische export ook inderdaad in het verleden veel
geprofiteerd, totdat het Duitschland onmogelijk werd
gemaakt na den vorigen wereldoorlog de agrarische
producten uit Nederland tegen redelijke prijzen te koo-
pen. Engeland sloot contracten af met de eigen kolo
niën, de dominions, hetgeen steeds meer tengevolge
had dat onze boter, eieren, kaas en vleesch slechts
tegen afbraakprijzen konden worden geplaatst. Een in
de vooroorlogsche jaren door industrieelen geleide
landbouwpolitiek, was mede oorzaak dat de eigen
bodemproductie werd verwaarloosd, dat wij hier steeds
meer veredelingsproducten voortbrachten door inge
voerd Amerikaansch graan via de koeien-, varkens- en
kippenmaag om te zetten in vleesch, zuivel en eieren.
De winst op dezen omzet bleef vooral bij den groot
handel, die aan den invoer der grondstoffen en aan den
uitvoer der eindproducten verdiende, maar voor den
boer bleef een steeds kleiner wordend bestaan, terwijl
na 1929 de arbeid op den eigen bodem totaal onloo-
nend was.
Economisch gezien zal Nederland nimmer iets meer te
beteekenen hebben zonder een welvarend Duitscb
achterland." Daar kunnen wij het over eens zijn.
Zonder export van agrarische producten, zijnde de
natuurlijke grondstoffen die onze bodem levert, is invoer
van noodzakelijke andere producten onmogelijk.
De Nederlandsche boer heeft echter noch van Amerika
noch van Engeland iets te verwachten. Dit zijn feiten die
gegrond zijn op het verleden en niet te weerleggen
vallen. De invasie dient ook van dezen gezichtshoek uit
eens te worden bezien, dus los van het een of ander©
politieke stelsel.
Mochten de Amerikanen en de Engelschen er in slagen
de Duitsche legers te verslaan, wat zou er dan van
Europa worden? Hoe zou het dan met onzen boeren
stand gaan? Wij nemen even aan dat de bolsjewieken
dan braaf in hun eigen land blijven, al gelooven wij dat
niet! Ziet iemand een mogelijkheid om in ons land met
zijn hoogen levensstandaard op intensief geleide bedrij
ven graan te verbouwen tegen een prijs, waarvoor het
op extensieve wijze in de uitgestrekte vlakten van
Amerika in roofbouw geschiedt? Ziet iemand kans zuivel
producten aan de markt te brengen tegen grijzen, die
kunnen concurreeren tegen de waivischtraan of tegen
zuivel uit Canada, Australië of Nieuw Zeeland? Of ziet
men een dergelijke mogelijkheid voor vleesch? Ze zijn
er dan doodeenvoudig niet. Amerika wil ongetwijfeld
wel geld leenen om het economisch leven op gang te
brengen, maar dan op de manier van den jood, n.L
tegen hooge rente en als rente en aflossing niet op tijd
betaald worden, dan zal het uitverkoop houden van
alles wat wij in Europa bezitten.
Wij bezien dit keer deze aangelegenheid zuiver van den
economischen kant. Als echter Amerika niet baas zou
worden, doch de bolsjwieken, zou er dan hier nog een
zelfstandige boer blijven? Geen sprake van. Hier zou
iedere boer lid worden van de kolchose en slaaf wor
den van den Staat. Zelfs in dezen oorlogstijd, nu zooveel
noodzakelijk aan banden moet worden gelegd, is zijn
leven daarbij vergeleken nog een paradijs. -
„Europa zal een boerenland zijn of het zal onder gaan,1*
heeft eens de man gezegd op wiens schouders het Lot
van dit Avondland thans rust. Een boerenland kan alleen
dat land zijn waar de zelfstandige boer door nijverèn
arbeid tracht zijn eigen volk te voeden en daartoe ook
de financieele mogelijkheden heeft, doordat hij de door
hem voortgebrachte producten in een juiste verhouding
kan ruilen tegen de producten welke door arbeid van
andere volksgenooten vervaardigd zijn. Een boerenland
kan alleen dat land zijn waar de volksche waarden van
eeuwenoude geslachten worden geëerd en waar het
voikseigene van iedere streek tot volle ontplooiing kan
komen. Zoo'n boerenland is in wording éls de invasie
mag mislukken. En u mag het gerust weten: daarop
hopen wij!
TER HAAR.
Herzien stelsel van
inlevering van- den oogst
Zwaartepunten der controle ver-
legd naar de oogsttaxatie
Men schrijft ons:
De voedselvoorziening van het Neder
landsche volk rust sedert geruimen tijd
op de productie van eigen bodem.
Naarmate de tegenwoordige omstan
digheden langer duren krijgt de pro
ductie ook van voedingsgewassen met
grooter moeilijkheden te kampen. Het
is derhalve zaak alle krachten in te
spannen om te trachten de productie
zooveel mogelijk op peil te houden.
Daarnaast is het van de grootste be-
teekenis. dat de geteelde akkerbouw
producten ter beschikking komen van
de met de zorg voor de voedselvoor
ziening belaste autoriteiten. De oogst
kan nog zoo goed zijn, als de afleve
ring te wenschen overlaat, komen de
vruchten van den oogst niet het ge-
faeele volk ten goede.
De stand van de voedselvoorziening
nu maakt het noodzakelijk alle maat
regelen te treffen om de aflevering
van de voor de voeding belangrijke
akkerbouwproducten, als granen, aard
appelen, oliehoudende zaden en peul
vruchten, zoo hoog mogelijk op te voe
ren.
Het is vooral om deze reden, dat .het
voor den oogst-1944 gekomen is tot
een herziening van het sedert 1939 gel
dende stelsel van inneming van akker
bouwproducten, welk stelsel niet meer
den waarborg biedt dat de geoogste
producten tot het bereikbare maxi
mum worden afgeleverd. Tot nu moest
de boer zijn oogst afstaan met aftrek
van het kwantum, dat hij als zelf ver
zorgingstoeslag mocht behouden.
Uiteraard waren tevens hoeveelheden
noodig voor zaaizaad en pootrgoed.
De te leveren hoeveelheid werd bij
dorschcontröle vastgesteld.
Het is echter gebleken, dat de dorsch
contröle niet meer kon verhinderen,
dat op vele bedrijven minder ter be
schikking van de organen der voedsel
voorziening werd gesteld dan op grond
der gemiddelde oogstresultaten mocht
worden verwacht. Daarom is thans
het zwaartepunt der controle van het
dorschen verlegd naar een taxatie van
den oogst. Voortaan zal de afleverings
plicht voor ieder bedrijf met behulp
van de oogsttaxatie in kilogrammen
worden bepaald. Gewassen met een ge
middelde opbrengst geven voortaan den
inleveringsnorm aan. De tweede voor
naamste wijziging is, dat aan den te
ler meer belang wordt gegeven om
aan de uitvoering der maatregelen zijn
algeheele medewerking teverleenen.
De boer mag namelijk van de ge
noemde producten van zijn oogst de
helft behouden van hetgeen hij meer
levert dan zijn aanslag bedraagt. Al
leen van de oliehoudende zaden mag
niets op de bedrijven achterblijven, om
dat het zelf persen .van oliehoudend
zaad verlies van olie geeft. Voor de
helft van'hetgeen meer wordt geleverd
dan de verplichte hoeveelheid oliehou
dende zaden ontvangt de teler toewij
zingen voor olie.
Het voorrecht, dat met dezen maatre
gel den boer wordt toegekend, moet
gezien worden als een premie voor
goede productie, die, behalve den vast-
gestelden aanslag, de helft van het
meer geproduceerd ter beschikking
brengt van d^ algmeene voorziening.
Strenge maatregelen.
Daartegenover staat, dat ieder, die niet
aan zijn verplichtingen voldoetstreng
wordt aangepakt. Om te beginnen wor
den hem alle gunsten (vergunning tot
huis slachting, recht om kippen te hou
den, zelf'verzorgersbehoud en de telers-,
premies) zonder vorm van proces ont
houden. Wordt de aanslag niet gele
verd, dan pleegt de teler bovendien
een strafbaar feit, waarvoor hij zich
zal hebben te verantwoorden. Zij, die
een overtreding hebben begaan, die in
vloed kan hebben op den aanslag of
oorzaak is, dat aan den inleverings
plicht niet kan worden voldaan (on
juiste inventarisatie-opgave, clande
stien dorschen, frauduleus vervoer,
enz.) krijgen automatisch een hooge
boete opgelegd, waartegen geen beroep
mogelijk is.
Beoogen de wijzingen in het systeem
van inneming der akkerbouwproduc
ten welk stelsel in principe niet
gewijzigd is, de overheid handhaaft on
verzwakt het recht op den oogst al
lereerst opvoering van de hoeveelhe
den, die voor de algemeene voorzie
ning beschikbaar komen, daarnaast
geeft de herziening de gelegenheid in
geslopen misbruiken en „zwart©*
praktijken beter te feestrijden,
No. 24
K^c°nSU'e.V v
Vc? 60 ES V-
A VRIJDAG 16 JUNI 1944
f i c i e eI Orgaan.van'den^ Ned er j a n d s c hen Landsa n d