Indrukken en gedachten
Wenken van de week
NOORD-BRABANT
Gebrek
c OVER STAD EN PLATTELAND
aan arbeidskrachten en
oogsthulpen
3e JAARGANG No. 28
VRIJDAG 14 JULI 1944
Officieel Orgaan van den N e d e r I a n d s c h e rr L a n d s t a n d
DE strijd tusschen stad en platteland is wellicht zoo
oud als er steden zyn# Die steden zijn langzamer
hand steeds verder uitgebouwd, waardoor sommige
vergeleken zouden kunnen worden met poliepen. Zulks
In tweeërlei opzicht. De aanwas der bevolking maakte
noodzakelijk dat huizenblok na huizenblok werd bij
gevoegd aan de buitenzijde, op grond die aan de boeren
bevolking behoorde en dikwijls tot den allerbesten cul
tuurgrond gerekend kon worden. Het aantal ha. cultuur
grond verminderde in normale tijd door bebouwing,
wegen- en kanalenaanleg in ons land met ongeveer
twintig duizend hectaren per jaar!
Voorwaar geen kleinigheid en wie eenig gevoel
voor traditie heeft zal zich kunnen voorstellen dat dit
noodzakelijk kwaad door den boerenstand met andere
oogen wordt bekeken dan door de doorsnee-stadsbevol
king, die niet beseft dat dit tevens beteekent dat menige
familie een boerenbedrijf heeft moeten verlaten waar
zij door banden van bloed tientallen jaren aan verbonden
was geweest. De stad nam het land van den boer. De
aanwas der stedelijke bevolking kwam voor een belang
rijk deel ook doordat deelen van het plattelandsvolk
zelf den trek naar de stad hadden ondernomen. Eensdeels
hadden moeten ondernemen omdat daar wel werk-
gelegenheid was en op het platteland niet, anderdeels
doordat de hoogere loonen in de stad en de verlokkingen
op ander gebied een magnetische uitwerking hadden op
degenen die voor landarbeid weinig eerbied hadden.
Hiervan zou veel meer te zeggen zyn, maar daarvoor
komt nog wel eens gelegenheid. Het probleem is be
langrijk genoeg, want hier komt tevens de kwestie om
den hoek kijken dat het platteland als bloedbron van
het volk optredende, telkens weer nieuw bloed naar de
stad voert, waardoor de stedelijke bevolking wordt
verjongd. Reeds uit dit oogpunt is een gaaf en levens
krachtig platteland voor een volk even onmisbaar als
een zuivere bron voor ons drinkwater. De mogelijkheid
dat de stad soms „bron van verwording" is, de moei
lijkheid daarin verbetering te brengen al wordt de
noodzakelijkheid erkent, kunnen wij thans buiten deze
beschouwing laten. Ook op hej; platteland is hier en
«daar verwording merkbaar, zij het dan ook door stede
lijken invloed.
De een bekijkt dit probleem diep, de ander glijdt daar
gemakkelijk overheen. Wie dat diep bekijkt, ziet veel wat
zwart en rot is en vestigt daarop allereerst de aandacht,
waardoor zoo gemakkelijk de schijn van eenzijdigheid
wordt gewekt. Wie zich dagelijks bezighoudt met erfe-
ljjkheidsonderzoek en bevolkingspolitiek, wie dus mid
denin deze moeilijke, voor ons volk echter zeer belang
rijke problemen zit, houdt practisch geen rekening met
de reactie van menschen die dit kernvraagstuk voor de
toekomst van ons volk niet zoo zwaar opnemen. Zoo
is het te verklaren dat een artikel over „De Trek naar
de Stad", dat verscheen in het maandblad „Dé Jonge
Landstand" werd geschreven eenerzjjds en zoo scherp
werd aangevallen anderzijds. De schrijver namelijk, Dr.
Scalongne, is leider van de Hoofdafdeelïng erfelijkheids-
onderzoek en bevolkingspolitiek van den gemeentelijken
gezondheidsdienst te Rotterdam, zit midden in het aan
gesneden probleem en wijst op de gevaren voor de
plattelandsbevolking die verbonden zijn aan den trek
naar de stad. Hij gebruikte daarbij zeer schrille kleuren.
Vooral deze schrille kleuren hebben de ergernis opge
wekt van een tweetal schrijvers in andere bladen, die
hun diepe afkeuring hebben geuit over het geschrijf
van Dr. S. Zonder op de kwestie zelf dieper te willen
ingaan, moet ons één ding van het hart. „De stad"
voelt zich beleedigd en uit by monde van enkele schrij
vers haar verontwaardiging over zooveel vernedering
en spreekt daarbij van een in gevaar brengen der zoo
noodige toenadering tusschen stad en platteland. In
dezelfde week wordt onzen boerenstand echter in enkele
andere bladen en zelfs door een der schrijvers vtegen
het artikel van Dr. S. voor den broek gegeven. Zulks
met betrekking tot den te duren verkoop van levens
middelen. Wij hebben in een vorig artikel („Dienst aan
het volk" in „De Landstand" van 30 Juni) nog eens
begT'P gevraagd van den stedeling voor de moeilijkheden
van den boerenstand nu er nog zooveel duizenden hec
taren grasland ten behoeve van de voedselvoorziening
van ons geheele volk, gescheurd moeten worden. Wij
hebben op andere plaatsen er op gewezen dat het
grootste deel van onzen boerenstand niet tegen woeker
prijzen verkoopt, zich practisch houdt aan de geldende
voorschriften en ondanks harden arbeid slechts een
matige verdienste heeft. Van rijk worden der boeren,
zooals gegeneraliseerd wordt, is geen sprake. En wij
hebben er ook meer dan eens op gewezen dat de offi-
cieele prijzen der producten in verhouding tot de kosten
absoluut te laag zijn om een boerenbestaan te hebben
dat in overeenstemming is met den dienst aan het volk
die wordt verricht. Toch wordt in vele kringen, ja
helaas zelfs in leidende kringen, die men in de stad kan
vinden, min of meer geschimpt op de boerenbevolking,
worden allen wel over een kam geschoren en voor
woekeraars uitgemaakt. Terwijl in zeer veel gevallen
de boeren, die clandestien verkoopen, zelfs nog in de
verleiding zijn gebracht door anderen, die geregeld om
melk, eieren of graan komen leuren. Wij zeggen dit
alles niet om het, helaas niet geringe, aantal boeren
dat de verordeningen overtreedt en de ongeschreven
wetten van fatsoen en moraal eveneens, de hand boven
het hoofd te houden. In geen enkel opzicht zullen wij
dat doen en we hebben meer dan eens harde woorden
aan hun adres geuit. Wel willen wij er hier op wyzen
dat verschillende stedelyke menschen met een min of
meer leidende rol in ons volksleven, de pryzen die de
boeren thans voor hun producten officieel ontvangen
te zeer vergelyken met de afbraakprijzen in de crisis
jaren om te constateeren dat ze thans toch zooveel
hooger zijn. Wanneer iemand in het water is gegooid
en hij wordt, na aanvankelijk zijn hoofd precies boven
te hebben gehaald, er daarna halverwege uitgetrokken,
dan verlang-t hij toch wel dat men hem er heelemaal
weer uithaalt. Zoo gaat het met den boer ook, die door
de wanorde in het economische leven tot paria der
maatschappij werd teruggedrongen, die in de crisis
jaren te weinig kreeg om te leven en te veel om te
sterven, die thans wel aanmerkelijk meer ontvangt, maar
ook veel meer moet uitgeven en als gevolg daarvan
in doorsnee absoluut minder ontvangt dan in overeen
stemming is met hetgeen hij voor de volksgemeenschap
presteert.
Wij weten dat Dr. S. het ernstig meent met ons volk.
Er is groot gebrek aan arbeidskrachten op het
platteland. De gewassen staan te velde, maar het
vraagstuk van den oogst is nog niet opgelost. Er
zyn jongens, maar ook meisjes uit de stad die
graag willen helpen, maar zy weten niet welke
boeren belang in hen stellen.
Ik weet zeer goed dat de ervaringen niet altyd
gunstig zijn geweest en dat de animo daarom van
de zyde van den boer niet groot is. Toch is me
bekend dat «r stedelijke organisaties zyn die ge
gadigden oor oogsthulp streng keuren en daar
door meer zekerheid geven dat er zich inderdaad
OOGSTHULPEN aanbieden.
Nogmaals adviseeren wij boeren die met gebrek
aan arbeidskrachten zitten, zich voor vier-week-
sche oogsthulpen uit de stad ten spoedigste in
verbinding te stellen met hun Buurtboerenleider
of provincialen Boerenleider, die een en ander
kunnen doorgeven aan de af deeling van De Jonge
Landstand, Kortenaerkade 4) Den Haag.
Ook op deze wijze kunnen stad en land zeker
korter bij elkaar worden gebracht. Natuurlyk in
dien van beide kanten het beste been wordt voor
gezet. TER HAAR.
Wy nemen ook aan dat zijn bestrijders, die overigens
weinig op de kern van het vraagstuk zyn ingegaan,
zulks doen. Dat kan evenwel niet het geval zijn met
degenen die nog steeds spottend over een hard ploete
rend deel van ons volk pennevruchten lanceeren en even
min met hen die tegen woekerprijzen hun producten
aan den man brengen.
De laatsten vertroebelen de verhouding stad-platteland,
de eersten kunnen de feiten laten spreken.
Ons streven is er zeker op gericht tot een hechte volks
gemeenschap te komen, maar dan een waarvan de
boerenstand als bloedbron van allen, de kern uitmaakt,
als zoodanig ook wordt gezien en in alle opzichten
gerespecteerd.
TER HAAR.
Met 1 Juli is het nieuw bemestings
jaar 19441945 begonnen. Land- en
tuinbouwers krijgen weer zoo spoe
dig mogelijk een kunstmesttoewij-
zing. Zij behoeven deze niet aan te
vragen, tenzij de P.V.C. anders mee
deelt. Fosforzuurbonnen zullen
slechts bij hooge uitzondering wor
den gegeven. Geldig verklaard zijn
stikstofbonnen nr. 1, fosforzuurbon
nen nr. 1 en kalibonnen zyn geldig
tot en met 31 Aug a.s. en moeten
uiterlijk 21 Aug. bij den leveran
cier ingeleverd zijn. De fosforzuur
bonnen blijven tot nader order gel
dig.
Iu den tuin by de boerdery is het
zaaien en planten nu wel ongeveer
gedaan. Alleen boerenkool en an
dijvie kunnen nu nog worden uitge-
plant. Voor de andere koolsoorten
is het nu te laat. In dezen tijd kan
het onkruid geweldig hard groeien.
Benut elk droog oogenblik om het
onkruid te verdelgen
Is er om gedacht de augurken en
komkommers per plant op 4 ran
ken te leggen en de koppen uit die
ranken te knijpen op een lengte van
plus minus 1 meter Om goede
flinke vruchten te krijgen is dat
Noodzakelijk. Anders blijven de plan
ten maar doorgroeien en doorbloeien
en zetten weinig vrucht.
Verschillende bestrijdingsmiddelen,
zooals nicotine 9598 pet., nicotine
rookmiddelen en zwavel vallen on
der een distributieregeling. De teler
kan deze alleen betrekken op aan
koopvergunning. Vanaf 1 Juli j.l.
worden die vergunningen alleen ver
strekt door de Rijkstuinbouwconsu-
lenten Wie dus een van deze pro
ducten noodig heeft, wende zich tot
den Rijkstuinbouwconsulent.
Alleen voor het ambtsgebied van
den Rijkstuinbouwconsulent te Bos
koop geldt deze regeling niet. Daar
moet men zich wenden tot den heer
J. Zwartendijk, technisch ambtenaar
van den Plantenziektenkundigen
Dienst.
Aangezien de voorraden maar klein
zijn, worden alleen in hoog noodige
gevallen vergunningen afgegeven en
dan nog alleen voor gebruik in kas
sen.
Het is geen eenvoudig werk, uit te
maken, welke grasperceelen nu ge
scheurd moeten worden.
Om in twijfelgevallen zekerheid te
krijgen, dat de grond voor bouwland
geschikt is, of geschikt is te maken,
bijv. met bekalking, zal het vaak
aan te raden zijn, een grondonder
zoek te laten instellen
Dat kost wel wat tijd, want den
uitslag van het onderzoek heeft men
zoo maar niet één, twee drie thuis.
Voor de scheurperceelen, die direct
met koolzaad ingezaaid moeten wor
den is het te laat. Daarvoor neme
men dus de meest vertrouwde per-
ceelen.
Doch die perceelen, die voor een
zomergewas in 1945 bestemd zyn,
kunnen dan wel onderzocht zijn.
Maak bij uw beslissingen zooveel
mogelijk gebruik van de adviezen
van den Landbouwvoorlichtings-
dienst.
Wie er tyd voor heeft en werktuigen
beschikbaar kan voor het scheuren
van grasland de zode versnyden met
een flinke schijven-egge. Overlang
en overdwars. Men kan de zode dan
beter onderploegen en krijgt gemak
kelijker een goed bewerkbaren
grond.