Een ernstig gevaar Waarom grasland scheuren? ZEELAND 'Achter den Ploeg 3e JAARGANG No. 29 ff SOES ?s l VRIJDAG 21 JULI 1944 DE LAND .Officie e i O r g a a n. v a.n. d en N e d e f l ajréf s c h e rr ?L;a n d s t a ri d •- De leiding van de Nederlandsche voed- selpolitiek heeft bevonden, dat het nood zakelijk is om nog weer 50.000 bunder groenland in bouwland om te zetten. En prompt komen van alle kanten klachten en bezwaren los. Wij zullen daar op deze plaats niet op ingaan. Natuurlijk, het is voor velen niet gemakkelijk om te vol doen aan de eïscheo, welke de oorlogs omstandigheden stellen, dat weten wij zoo goed als één ander. Maar wij zouden graag zien, dat het begrip voor de nood zakelijkheden zoo groot was en het ver trouwen in de leiding, welke deze nood zakelijkheden moet toepassen, zoo sterk, dat men eenvoudig met volle overgave deed, wat gedaan moet worden en niet eerst den tyd er af nam bij zichzelf en bij anderen, om: „eens uit te-kankeren,". Want en daarom zeggen v/e er iets van er dreigt ten onzent een ernstig gevaar, waarVan vooral het hoerendom zich bewust dient te worden. Dit gevaar, dat wQ verzinken in de pietluttigheden, in den onvrede met kleine tekortkomin gen, juist, terwijl alle krachten vah ver stand en hand noodig zijn om de groot ste problemen op te lossen, problemen, waarvan het zijn of niet zijn van een gezonden boerenstand en eerit- gezond volk in de toekomst onmiddellijk afhan kelijk is. Nog altpd schijnt men er zich geen re kenschap van te willen geven, dat dé strjjd van onze dagen niet begonnen Is, om de liefhebberijen van een braaf Ne- derlandsch volle eens even in de war te schoppen, maar hierom: of een totaal verziekt .wereldbestel in verergerde mate zal voortwoekeren ten verderve van elk menschelijk geluk, of dat de op gezond heid gerichte krachten zich zoodanig kunnen ontplooien, dat levensgemeen schappen kunnen groeien en bloeien naar hun aard Dit groote „waarom", waarbij in eersten aanleg de boeren betrokken zijn, dringt nauwelijks tot ons volksbewustzijn door, omdat men, ook en vooral in zoogenaamd leidende kringen, zich volkomen gevan gen geeft aan kleinere nevenverschijn selen, aan tijdelijke onaangenaamheden, aan persoonlijke grief jes^. die voör het uiteindelijke groote gebeuren van geen beteekenïs zijn. Zoo hebben zich allerlei begaafde men- schen uit onze agrarische kringen terug getrokken, omdat hun dit of dat niet aanstond, zonder dat zij er zich reken schap van gaven, dat hun kennen en kunnen dringend noodig zijn om ons volk en zijn boeren in de nieuwe wereld, welke moet ontstaan, een zoo goed mo gelijke plaats te verschaffen. En zij be paalden veelal hun houding, zender het wezen van den strijd te hebben onder scheiden. Deze gedachte drong zich aan ons op bij het kennis nemen van den inhoud eener groote rede, welke Rijksminister dr. Herbert Packe, de leider van de Duit- sche agrarische politiek, dezer dagen hield in een bijeenkomst van Duitsche -en andere Europeesche „kopstukken", uitgaande van het Thünen-Genootschap. Dit Genootschap, dat den naam draagt van den grooten volkshuishoudkundige Johann Heinrich von Thünen, houdt zich op diens voetspoor bezig met de studie en de practijk van de gerichte economie en de plaats, welke daarbij aan den land bouw toekomt. Wij kunnen Backe's beschouwing over den onherroepelijken ondergang van de liberale wereldhuishouding die Ame rika en de Sovjet-Unie evengoed als Duitschïand allang afschreven, al zweren allerlei mokkende Nederlanders er nog bij en de daarvoor in de plaats tre dende politiek der „groote ruimten" niet weergeven. Toch zouden wij graag heb ben, dat men er zich ten onzent ernstig mee bezighield Rijksminister Backe ein digde .zijn betoog met denTiartgrondigen wenseh, dat ook het buitenland met zijn beste krachten wilde deelnemen aan de gedachtenwisseling over de leerstellin gen van Von Thünen en de daaruit te trekken conclusies. En daarmee beves tigde hij wat hij elders in zijn rede zei, dat liet er heelemaal niet om gaat, dat Duitschïand een strakke autarkische po litiek van eng eigenbelang wenscht te1 voeren en daartoe zyn wil tracht op te leggen aan anderen, maar dat er een ordening moet tot stand komen, die van de in Europa aanwezige bestaansbronnen een zoo goed mogelijk gebruik maakt. Wij willen op enkele andere uitspraken later graag terugkomen. Want er werd veel gezegd over de waarde van een krachtigen boerenstand ook in ander dan zuiver economisch opzicht, over een goe- de prijzenpolitiek en een noodzakelijke markt-ordening, waarvan onze lezers nog altijd weifiig af weten. Voor dezen keer evenwel sign alee ren «ij slechts het groote gevaar, dat in het niet willen kennen van de groote vraagstuk ken schuilt. Dit gevaar heet: stikken in kleine zorgen en valsche voorstellingen, terwijl men het wezenlijke der dingen angstvallig uit den weg loopt. Zoo erg is het met dat gevaar gesteld, dat zelfs degenen, die met geestdrift voor een nieuwe ordening bezield zijn, dermate worden achtervolgd met klein gedoe, dat ook zij aan het groote niet meer toe komen. En nu steken wij de hand in eigen boe zen*. Het is den Landstand nog altijd niet mogelijk geweest de besten uit de besten bij elkaar te brengen om den weg te banen naar de nieuwe toekomst voor Nederlands hoerendom, al is iedereen er van overtuigd, dat er zulk een nieu we toekomst moet worden geschapen. Voor een goed deel wreekt zich hier het eenzijdige karakter van de oude land bouwwetenschap, die zich bezig hield met een geraffineerde zorg voor agra- risch-technische detailkwesties en daar mee ons boerendom tot uitstekende .prestaties bracht, maar die geen oog had voor den innigen samenhang van tech niek, economie, politiek en volkswelzijn. En daarom gaat het in deze dagen, nu het bestaan neen, de mogelijkheid van een gelukkig, natuurlijk bestaan van enkelingen en volksgemeenschappen aan de orde is. NU moet er omtrent dien innigen samenhang éérst klaarheid ge schapen worden, omdat de details daar door een heel andere waarde krijgen. En men mag niet zeggen: wat heeft daarmee de eenvoudige, werkende boer te maken? Om hem gaat het vooral en zijn houding kan den ban der kleine zor gen breken, zijn houding kan de nega tieve „voormannen" dwingen tot bezin-» ning op positieve waarden. Hij. de een- •voudige boer, moet eischen, dat hem klaarheid wordt verschaft, dat hij weet, jvaar het om gaat en wat zin en doel is van het gebeuren, waarvan hem de zor gen mee drukken. Het is niet het ergste, als er weer ge scheurd moet worden, het is niet het ergste als de gezellige organisaties van vroeger gedaan kregen, het is niet het ergste als deze of gene P.B.H. het niet iedereen naar den zin maakt. Het ergste is, dat men zich niet behoorlijk op de hoogte stelt van de prachtige doelstel lingen, die de verdedigers der nieuwe politiek bezield hebben en van de dwin gende noodzakelijkheid, dat daar zooveel mogelijk van terecht komt! D. v. d. B. Het Nederlandsche volk wordt sedert *vier jaren van eigen bodem gevoed. In 19141918 moesten in ons land zes mil- lioen menschen worden gevoed. Niet tegenstaande groote importen was in den winter van 19181919 het Nederlandsche volk den honger nabij. Thans moeten 9 millioen menschen ge voed worden. Er is geen invoer van levensmiddelen. Niettemin is het tot nu toe gelukt, de bevolking een redelijke voedingsbasis te verschaffen. Dat is een geweldige prestatie van den Nederland- schen boerenstand. In ons land moeten per vierkanten km 270 menschen gevoed worden. Dat be- teekent, dat iedere ha het voedsel moet verschaffen voor bijna 3 menschen. In België is de toestand ook zoo, doch ver der nergens in Europa is de bevolkings dichtheid zoo groot. De Nederlandsche- bodem moet per ha tweemaal zooveel menschen voeden als in Duitschïand en Frankrijk. Dat dit is gelukt gedurende de laatste jaren, daarop kan de Nederlandsche landbouw met recht trotsch zijn. Hoe ziet de toekomst er uit? Door de "Verminderde kunstmestvoorzie- ning is het niet mogelijk de vruchtbaar heid van den bodem op het peil te hou den van voor den oorlog. De verkleinde veestapel levert niet zooveel stalmest én gier als voorheen. Van verschillende vlinderbloemige groenbeméstingsgewas- sen is moeilijk voldoende zaad te krijgen. Het kan niet anders: de vruchtbaarheid van onzen bodem is minder dan 4 jaar geleden oor militair noodzakelijke maatregelen zijn zeer groote oppervlakten, voor een gróót s deel beste kleigronden, van de productie uitgeschakeld. De feiten zijn dus als volgt: OP EEN KLEINERE OPPERVLAKTE MINDER VRUCHTBAREN GROND* MOET TOCH DEZELFDE HOEVEEL HEID VOEDSEL VOORTGEBRACHT WORDEN, wil men tenminste de huidige rantsoenen kunnen handhaven. Deze taak is alleen te verwezenlijken door de reserves aan te spreken, die in goede graslanden liggen opgesloten. Als bouwland kunnen die graslanden zeker een vier vijfmaal grootere pro ductie van menschelijk voedsel geven, dan wanneer zij als grasland geëxploi teerd worden. Om de voedselvoorziening te waarborgen MOET dan ook grasland gescheurd wor den. Er werd daarom nogmaals een beroep gedaan op den boer. Er was geen andere oplossing mogelijk. Het is dringende noodzaak nog eens 50.000 ha grasland in bouwland om te zetten. Onze voedselvoorziening en spe ciaal de vetvoorziening moeten veilig ge steld worden. Ieder burger heeft zijn plicht ten op zichte van de gemeenschap te vervullen. Binnenkort zal het koolzaad het veld weer geruimd hebben. Terwijl we dit schrijven, zijn de eerste perceelen al weer gezicht Dan volgen al spoedig de erw- ten, de vroege aardappelen en de rogge, zoodat er weer volop werk voor den 'boei en zijn arbeiders komt. Er moet wel voor gezorgd worden, dat door de drukte van den oogst, de in zaai van stoppelgewassen niet wordt vergeten. Zoodra het land vrrj is en soms ook al, wanneer het gewas op schelven of aan hokken gezet is, moet de ploeg door het land, om den akker meer of minder diep om te leggen. De inzaai van het nagewas heeft - dringend haast. Hoe eerder de grond weer bedekt is, hoe beter. Eén dag in Juli is meer waard dan twee dagen in Augustus. Na koolzaad kan men nog goed Wester- woldsch raygras zaaien, dat dan in den herfst nog een flinke snede kan geven. Ook kan men den\ grond waarvan kool zaad geoogst is, een oppervlaktebehan deling geven b.v. met den cultivator en er wikken in zaaien. In den herfst kan men dan den opslag van het koolzaad met de wikken afmaaien en inkuilen. Dat is een best mengsel om te voederen aan het vee. We naderen Augustus, van oudsher den tijd, om het grasland met stalmest te bemesten. Vanzelfsprekend gebruikt men op het grasland alleen goed verrotten korten stalmest. Deze laat zich goed ver- deelen; en dat is noodig, wil hy spoedig in "de grasmat opgenomen zijn. Bij voorkeur brengen we den stalmefe. op het grasland bij donker regenachtig weer, zoodat er weinig verliezen optre den door verdamping van ammoniak. In de minder drukke periode tusschen den oogst der verschillende gewassen en op de grasbedrijven zonder bouwland heeft men nu den tijd om de slooten op te maken en zoo noodig op diepte te brengen De wallen slootmodder langs den kant laat men eerst opdrogen en verspreidt ze daarna over het land. Voor het grasland scheuren is het nu ook den tijd. Een groot deel van de 50.000 ha die gescheurd moeten worden dit jaar, zijn bestemd voor den verbouw van koolzaad. Dit land moet nu direct onder den ploeg komen, wil het koolzaad er tijdig in komen. Van officieele zijde is er al op gewezen, dat het hier dringende noodzaak is, die tot dezen maatregel heeft gevoerd. Want ook van hoogerhand is men ef van overtuigd, dat het voor velen niet gemakkelijk zal zijn aan dezen nieuwen scheurplicht te voldoen. In tal van op zichten kunnen moeilijkheden ontstaan. In de eerste plaats wel de voor den vee stapel benoodigde npervlakte grasland. Verder zijn soms niet voldoende werk tuigen aai wezig om een sterke uitbrei ding van het bouwlandareaal mogelijk te maken. Tenslotte speelt het arbeids vraagstuk ook een rol van beteekenïs. Laat ieder evenwel zijn plicht doen en loyaal meewerken aan de uitvoering van de genomen maatregelen. Het landsbe lang is er mee gemoeid. En de boer heeft nu al een zeer ver antwoordelijke plaats in ons volksleven. Van zijn medewerking hangt het welzijn af van het Nederlandsche volk in al zijn geledingen en van oud lot jong. BOEREN, ER WQRDT VEEL VAN U VERWACHT. TOONT U DAT VERTROUWEN WAARDIG

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 1