scheen, zou veel aan dramatiek, maar ook aan waarde als 'oorlogsdocument' hebben gewonnen als daarin burgemeesters uit die tijd zélf volop aan het woord waren ge weest om iets over hun beweegredenen, over hun angsten en aarzelingen te vertel len. Maar nee, er is - om de flaptekst te citeren - 'aan de hand van oorspronkelijk archiefmateriaal' gewerkt. En zo gaat het meestal. Alleen de journalisten beginnen de laatste jaren wat meer ooggetuigen op te voeren. De Stem deed het al in 1984 door een lange serie over de bevrijding van Zeeuws-Vlaanderen via de verhalen van ooggetuigen te publiceren. Zeer leesbaar en ook onthullend, bijvoorbeeld wat de verhalen over de Canadezen betreft. De PZC is dit jaar ook met ooggetuigenver- halen over de oorlog en de mobilisatie begonnen. Maar de regionale omroep - toch bij uitstek geschikt om via de stem der ooggetuigen die tijd te doen herleven - laat het bij mijn weten tot nu toe afwe ten. Ik ben wel geen trouwe luisteraar, maar ik weet zeker dat er geen vaste rubriek voor ooggetuigenverhalen is, zoals bijvoorbeeld de Engelse local stations dat wèl hebben. Ja, dan komen we bij de officiële ge schiedschrijving, die kortgeleden werd afgerond. Bij het bron nenmateriaal van Van der Ham vind ik de namen van een hele rij ooggetuigen, maar ze blijken door zijn voorganger Taal te zijn 'gehoord', ze behoren allen tot 'het verzet' en in het boek zelf is er amper iets van terug te vinden, althans in de vorm van geciteerde 'verhalen van oogge tuigen'. En 'gewone' Zeeuwen als oogge tuige? Nooit van gehoord! Ikzelf heb in de afgelopen jaren min of meer toevallig vele tientallen 'gewone' Zeeuwen over de oorlog gesproken en dat op de band vastgelegd. Ik deed dat toen ik de landar beiders interviewde voor het boek, dat ik al noemde en ik deed dat toen ik (samen met een collega) daarna bijna zestig Zeeuwse vissers interviewde voor een soortgelijk boek. Ik sprak de landarbei ders en vissers over hun hele leven en natuurlijk kwam de oorlog daarbij ter sprake. Die oorlog vormt in beide boeken ook een fors hoofdstuk. De meesten van hen waren in de oorlog tussen de 25 en 40 jaar, dus middenin de opbouw van een gezin en soms een bedrijfje. En toen kwam die oorlog. Een ramp, zou je denken, zeker voor mensen in die leeftijd. Maar wat hoor ik tot mijn verbazing verscheidene arbeiders en vissers vertellen? Ik zal een paar letterlijke citaten laten horen. Niet op de band, want alles is in het Zeeuwse dia lect, dus dat wordt slecht verstaanbaar. Maar hier zijn de vertalingen: Een visser: 'Voor ons vissers is het beter geworden toen die Hitier kwam. Want ik weet nog dat ik 137 gulden schuld had bij de bakker toen de oorlog uitbrak. Maar toen die eerste oorlogsweken voor bij waren en we konden gaan vissen, werden de garnalen alsmaar duurder... En toen werd het najaar '40 en toen kwam er toch een berg schardijn op de kust! Heel de vloot achter de schardijn aan. En de Duitsers betaalden een gulden per kilo! Man, man ik weet nog dat de AÜM 53 net een nieuwe motor had ingezet. Die verdiende in één week zijn motor terug- En ik, ik verjaarde op 31 oktober en ik ging die dag naar de bakker en ik duwde nem zo die 137 gulden in z'n handen. Dat mannetje stond te klapperen met z'n oren. Ik zei tegen hem: "Je moet honderd tompoezen bakken, want ik verjaar". Die kostten toen een dubbeltje per stuk, dus dat was maar een tientje. Ja dat is waar gebeurd hoor: ik heb 100 tompoezen uitgedeeld op m'n veertigste verjaardag. Maar goed, die schardijn verdween weer, maar toch bleef het die eerste oorlogsja ren voor ons vissers beter.' Een landarbeider: 'In 1940 moesten we voor de Wehrmacht gaan werken aan het vliegveld van Haamstede. Daar werden we voor gevorderd. Maar dan moet je na gaan: eerst werkten we in de werkver schaffing en daar verdiende ik 9 gulden in de week. En weet je wat we in Haam stede kregen?... 56 gulden per week! Ja, ik geloofde m'n ogen niet, de eerste keer. Ik heb wel honderd keer dat loonzakje opengemaakt, onderweg naar huis. En het mooie was dat de boeren toen ook meer moesten gaan betalen omdat ze anders geen man meer te pakken kregen. Je kreeg toen bij de boer ook al gauw 18 gulden in de week. En dat kon-ie makke lijk betalen, want de prijs van z'n produc ten steeg in die tijd.' Een visser: 'Na de capitulatie zijn er in 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 32