die als: da sa t'r om weeghen. Hij kende ook het gezegde met de zelfde strekking: da sa t'r an lihhen (dat zal er van afhangen). Naar zijn gevoel wordt met de eerste zegswijze nog iets sterker de twijfel van de spreker uitgedrukt, naar welke zijde van de weegschaal de beslissing zal vallen. Veel vertrouwen heeft men bij voorbaat niet in de uitkomst. Wie heeft ons hierover ook iets te zeggen? Vragen van elders (Neh. 83 blz. 38) N.a.v. de vraag van dr. F. de Tolle- naere over het woord ankeren schrijft dhr. D. de Looff (Wsk)Ankere wordt op Wissenkerke in een veelal wat negatieve vorm gebruikt, b.v. Ie lóópt mè te ankeren op'n aore: hij rekent er steeds op, dat een ander het wel voor hem opknapt. Ie ankert vêê op 'n aore: zoekt steun, wacht af. Mevr. H.M. de Man-Geldof (Hkg) vraagt of iemand wel eens gehoord heeft van de zegswijze: 't ankertje uutgoojeachter iets willen komen. Wij kennen de zegswijze bij iemand z'n anker uitgooien (alg. Ned.): iemand druk bezoeken, om iets gedaan te krijgen, maar in dialect? Ons wordt nogal eens door niet-dia- lectsprekers gevraagd: Waarom zegt men hierhoe is men aan dat woord gekomen. Vaak betreft dat benamingen van dieren. Zo hebben we een lijstje dialectnamen van kleine zeedieren. Dat kwallen in Yerseke snottebellen worden genoemd, lijkt ons niet zó vreemd. Ook is het niet verwonderlijk, dat garnalen met een groene kleur groenkonters heten. Wie op het strand vertrouwd geraakt is met de kinkhoorn en het ruisen van de zee in de schelp heeft beluis terd, zal niet verbaasd zijn over de dialectbenaming zeeruuser of zeeruus- terEn de naam zaeher wordt begrij pelijk, als men dat diertje op z'n rug ziet liggen: de verhevenheden op de buik zien eruit als de tanden van 'n zaag. Maar zo eenvoudig zijn de andere benamingen van ons lijstje niet uit te leggen, Wie kan ons zeg gen, hoe de grote zeekrab de naam noormanskrabbe kreeg? Hoe kwam de zeeduivel aan de dialectnaam hoozesmoel, of hebben we dit ver keerd verstaan? Waarom noemt men de heremietkreeft riekeman en de kleine pietermannen porskoppen? Oude gebruiken We moeten allereerst nog eens terug komen op het gebruik om eieren per 13 stuks te verkopen (Neh. 79 en 80). Dhr. C. Looise (woonachtig in Baarn), die na kennismaking met het laatste herfstnummer van Nehalennia, zich meteen meldde als lid van onze Vereeniging, schreef ons o.a. 'Mijn moeder, afkomstig uit het Walcherse boerenleven (Veere), had ook een zuivelwinkeltjeen kreeg wel eens vraag naar 'n allef-vuuf-en-twintig eiers. Het normale aantal, dat voor een flink gezin werd ingekocht was 25. Een klein gezin kon of moest genoegen nemen met de helft: vuuf- en-twintig ten alleven deur. En dat was 13, want je kunt een ei niet hal veren en te weinig geven kon ook niet.' Wij danken dhr. Looise voor zijn schrijven en hopen van hem en andere nieuwe leden nog menige re actie op onze vragen te ontvangen. Elk Zeeuws dialectonderzoek behoeft de medewerking van ieder van onze leden, die in staat is, er iets over mee te delen of op te merken. Daartoe werd onze Vereeniging destijds opge richt N.a.v. Neh. 83 blz. 36 schreef dhr. E. Steijns (Klz): Lekkernijen zijn bij ons snoepkens. Wij zeggen Geef da vèntjen doar's'n snoepken. Als dit een babbelaar was, dan noemde men het 'n kokien. Dhr. D. de Looff (Wsk) gaf de zegs wijze: Wil je 'n zoete mond? Mevr. H.M. de Man-Geldof (Hkg) hoor de van een oude tante daar: Hij kwam alleen om'n soete mond te haelen: al leen om wat lekkers te krijgen. Op Walcheren was het volgens verschei dene informanten op maandag in veel 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 33