noot resp. vader. Na de Volkerenslag bij Leipzig (16- 19 oktober 1813) werden de Fransen uit noordwest-Duitsland en grote de len van Holland (behalve Walcheren!) verdreven. De Oostenrijkers onder Schwarzenberg trokken over de Rijn bij Basel; in de nacht van Oud op Nieuw bij Koblenz en Kaub gevolgd door Blüeher (Pruisen). De oorlog werd in 1814 voortgezet op Frans grondgebied, net als in 1793. De toe standen in het Franse leger waren infernaal: ongedierte, honger, deser tie, fusillades, ziekte, verminking, dood. Izaak Jacobse Sanderse bevond zich exact in het centrum van de ont reddering. Tegen het eind van 1813 lag hij immers in de Rijn- en grens stad Mainz, waar plaatsgreep wat Presser 'werkelijk de ondergang, de volledige ontbinding' heeft genoemd: de 'typhus de Mayence', de tyfus van Mainz. In de stad zelf bezweken 14.000 mensen aan de ziekte: burgers, soldaten, overlevenden van de veld tocht van 1813. Allerlei openbare en religieuze gebouwen waren als zieken huizen ingericht, waar men weinig anders kon uitrichten dan de patiën ten groepsgewijs te laten kreperen. Massabegraving als in de hoogtijdagen van de pest vond plaats. Van Mainz uit verbreidde de ziekte zich naar Metz, de Elzas en Bourgondië. De meeste conscrits van 1813, aldus Presser (die hier kennelijk alleen de 'nationale' Fransen bedoelde), 'zijn nimmer teruggekomen, hetzij dat ze ergens in Duitsland zijn gebleven of als beesten verrekt op de drempel van hun eigen vaderland' Izaak Jacobse Sanderse schreef over zijn koorts. Het vermoeden dat ook hij een slachtoffer van de 'typhus de Mayence' is geworden lijkt gerecht vaardigd. De bovengeschetste toestanden in Mainz en wijde omgeving, de vermel ding van zi]n zieKte en izaaks afwezig heid in de bevolkingsadministratie afb.3. Eind 1813: smadelijke lotswisseling voor de gehate Franse douaniers (anonieme spotprent) 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 18