scheldnaam, volgens hem in woede uitgesproken: Uutgebraeje kaene! Spelletjes (Nehalennia no. 84 blz. 30) Dhr. A.H. van Dijk (Vs) noemde het aftellen: dokken. Dhr. W.P. Roose (Kod) schreef: 'Wij noemden dat afdeunen. Ook wij hadden daar aftelversjes voor. Om er een paar te noemen: Eén twee drie, af bin jie. Dit duurde zolang tot er één overbleef, die er dan aan was. Een ander luidde: Miene miene mutte, Tien pond grutte, Tien pond kaes, Miene miene mutte is de baes (deze baes was er aan) Een nichtje van mij, 35 jaar jonger dan ik ben, deunde ook af met het in mijn ogen onbegrijpelijk rijmpje: Eune deune delle, Zie de launci delle, Zie de lange Siesie goeieman, Jie bint er an. Als wij bok over d'n 'aes (haas) speelden stonden sommige jongens akelig gebogen zodat je 'r moeilijk overheen kon komen. Wij zeiden dan: Jie staet mee 'n katterik.1 De informanten van dhr. W. Sacré (Hsd) noemen het uitspreken van af telversjes: oftellehet pijpekruid is bij hen geen toeterloof maar toe ters en poëten is voor hen: iemand een duw geven. Vals spelen noemen zijoneus spele Het lied van een heibaas Dhr. W. Davidse (Ha) schrijft: 'Toen de Veerse brug werd gemaakt tussen de Nederstraat en de Veerseweg, in de jaren '30, zong de heibaas het volgende liedje: Haal op die Hei En slaat hem dan al op zijn hoofd zodat hij dan in tweeën klooft Op het ritme van dit versje werd dan de heiblok op en neer gehaald. De heibaas heette Slovers.' Onze vraag: Wie kent ook een derge lijk lied? Zou er nooit in dialect bij het heien gezongen zijn? Wat verder ter tafel kwam Enkele leden van onze Vereeniging zonden ons persoonlijke overpein zingen met vragen, die zij, èn wij, graag beantwoord willen zien. Ir. Geuze (Po): 'In van Dale vindt men bij beslag o.a. veebeslag; de hoeveelheid vee. Wij gebruikten de uitdrukking beslag echter ook voor duidelijk onderscheiden delen van het weiland.De Bergewei had 4 be slagen. In het eerste hoge gedeelte lag de drinkput. Het tweede gedeel te was lager (2e beslag), het derde was weer hoger en het 4e beslag, het laatste was nog lager dan het tweede en had moerassige zwarte zou te kwelplekken. De beslagen waren ten dele gescheiden door kleine greppeltjeseigenlijk slechts geul tjes, die de naam greppel niet ver dienden. In die geultjes waren dam metjes om van 't voorste naar 't achterste beslag te kunnen, zowel voor vee als voor hooiwagens. Mijn vraag, is dit elders ook bekend en/ of gebruikelijk?' Dhr. P. Verhage (Kod): 'Naar mijn idee had Koudekerke (mogelijk on der invloed van Middelburg/Vlissin- gen) reeds in de dertiger jaren een wat minder uitgesproken dialect. Mijn moeder kwam van Oostkapelle en daar had men méér typische uit drukkingen. Typisch was ook het woord beschouwenals in het voor jaar (mei) bij warm zonnig weer de bloei van de erwten ineens afgelo pen was. Achteraf bekeken was dit te wijten aan de erwtegalmug, die juist bij zonnig weer haar eitjes af zette in de knoppen. De larven (kop- maden) tastten de knoppen aan, die dan niet meer in bloei kwamen.' Dhr. P.J. van Langeraad (Dsr) 'Ons Zeeuwen bin zuunig. Wat is de betekenis van deze uitdrukking? Zuinig, gierig, voorzichtig, bedacht zaam, of iets anders?' Mw. H.M. de Man-Geldof (Hkg): N.a.v. Neh. 84 blz. 29 (bouger)(bewegen) werd in Dirksland door mijn schoon- 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 43