een stuk van het vierschaarambacht krijgen; niettemin blijft dat vierschaarambacht dan bestaan, dus met één schepencollege, maar met meerdere ambachtsheren. En dan wordt de tendens wel duidelijk: bij zo'n am bachtsheer met een stuk van het vierschaar ambacht kan heel gemakkelijk de wens opkomen om in zijn eigen deel een eigen vierschaarambacht te vormen, met een eigen schepencollege. En ook bij de lokale bevolking kan die wens spelen, omdat een schepencollege met eigen mensen heel aan trekkelijk is. En wanneer wij dan zien dat in het geldende recht de aanwezigheid van een parochiekerk of eventueel kapel ken nelijk een voorwaarde is, dan is het aan nemelijk dat op die manier het stichten van kerken mede is gestimuleerd. De vraag is dan wat wij van deze mogelijke gang van zaken terugzien in de gegevens met betrekking tot Walcheren. Wel, ten eerste zijn daar de voor Zeeland zo typische plaatsnamen op -kerke en beginnend met een persoonsnaam zoals Biggekerke, Melis- kerke, Boudewijnskerke. Wanneer wij in die persoonsnamen de stichters van de ker ken mogen zien, dan vormt in een aantal gevallen het bestanddeeel 's-Heer of Ser een extra aanwijzing dat zo'n stichter am bachtsheer is geweest, bijvoorbeeld in Ser Poppekerke of 's-Heer Allardskerke (Se- rooskerke), of op Zuid-Beveland 's-Heer Arendskerke' En dan zijn er diverse oorkonden: bijvoor beeld uit 1250 de stichtingsoorkonde van de kerk van Oost-Souburg, waarin Pieter Wil lemszoon van Souburg - dat is zeker de ambachtsheer - als stichter wordt genoemd. Of ook de vergunning van de bisschop van Utrecht van ca 1205 aan parochianen van afb. 4. Fragment van het Panorama van Walcheren door Antoon van Wijn- gaerden (1550): afgebeeld zijn Koudekerke, Hoogelande, Dishoek, Krommen- hoeke en Biggekerke. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 67