VONDST VAN EEN ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL WRAKRESTANT
Stille getuige van een dramatisch einde
Lcida Goldschmitz
en Doeke Roos
We schrijven maart 1990. Op de rede van Vlissingen zijn werknemers van
het bergingsbedrijf Van den Akker NV bezig met het zoeken naar een
anker, dat met een deel van de ketting door een schip is verspeeld. De
zware dreg waarmee men dit karwei hoopt te klaren sleept op de opgegeven
positie over de zeebodem. Op ongeveer 750 m bezuiden liet groene
havenvuur van de Haven van Vlissingen lijkt het alsof men 'beet' heeft en
de dreg wordt boven water gehieuwd. Voor de ogen van de verbaasde
opvarenden verschijnt een enorm stuk wrakhout boven water met een lengte
van ongeveer 10 m en naar schatting wel 4 ton zwaar!
Terwijl men aanstalten maakt het wrak
restant weer in het diepe, troebele
water van de Westerschelde te stor
ten, ontdekt iemand de fraaie koperen
cijfers, die op onderling gelijke af
stand op het hout zijn bevestigd.
Men besluit om de wrakrest dan toch
maar mee te nemen en aan deze 'geluk
kige' beslissing is het te danken dat
dit najaar een archeologisch waardevol
artefact door deskundigen onderzocht
kan worden.
Afgemeerd in de Binnenhaven van
Vlissingen wordt het stevendeel op
de kade gedeponeerd. De heer L.J.
v.d. Graaff, directeur van het ber
gingsbedrijf, neemt contact op met
de Stichting Behoud Onderwuterschat-
ten Zeeland. Enkele leden van de
SBOZ komen de wrakrest bekijken,
nemen foto's, maken een tweetal ruwe
schetsen en noteren enkele afmetin
gen. Zij herkennen de wrakrest als
de steven van een groot houten schip
met daarop koperen diepgangsmerken
De vondst wordt vervolgens gemeld
aan de Afdeling Archeologie Onder
Water van het Ministerie van WVC
(thans een afdeling van de Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonder
zoek) te Alphen aan den Rijn. Door
gebrek aan tijd en mankracht wordt
een nader onderzoek door deskundi
gen van deze afdeling uitge
steld.
LotgevaUen
liet stevendeel zou niet de verdiende
rust in de modderige bodem van de
Westerschelde gegund worden als het
schip waurtoe het eens behoorde. Na
met geweld van zijn rustplaats te zijn
gesleurd zou het, alvorens het ruim
drie jaar later opnieuw de aandacht
kreeg die het verdiende, nog een paar
weinig zachtzinnige behandelingen moe
ten gedogen.
Kort na de berging worden de mooiste,
best bewaard gebleven exemplaren van
de diepgangsmerken, want dat zijn
de cijfers die op de steven zijn aan
gebracht, door souvenirjagers verwij
derd. Het is nu duidelijk dat er naar
een veiliger opslagplaats moet worden
gezocht. De SBOZ krijgt, met medewer
king van de heren P. van der Vlies
(directie Noordzee van Rijkswaterstaat)
en J. Goedegebure (Rijkswaterstaat
dienstkring Westerschelde) toestemming
om het stevendeel op te slaan op een
omheinde opslagplaats in de gemeente
Veere. Hier krijgt het de (voorlopig)
laatste oneerbiedige behandeling: in
zijn ijver het terrein netjes op te rui
men stapelt een kraanmachinist een
aantal zware balken, afkomstig van
de helling van de VOC-werf aan de
Maisbaai in Middelburg, bovenop het
stevendeel
Diepgangsmerken
De fraaie, koperen cijfers trekken het
eerst de aandacht bij het zien van de
steven. In de bestaande literatuur over
de oude scheepsbouw van houten zee
schepen wordt nauwelijks iets vermeld
over diepgangsmerken en de wijze waar-
11