programma "Goed Zeeuws": 't Smoakt
noa d'n ast. Ast is in het hand van
Huist een stuk rug van het varken:
de ruggegraat met het vlees, dat daar
omheen zit. Dus van boven zwoerd
met een laag vet (liefst zo dik moge
lijk) en het magere vlees daur omheen.
Daar binnenin zaten de rugwervels.
De slager hakte uit de rug van het
varken ongeveer 6 a 7 asten.
"Vrouw," vroeg de slager dan, "'oe-
veel asten moeten d'r zijn
Een gezegde was: Mijn kuutjen gróót
of klein,moar zeven asten moeten d'r
zijn. D'n ast werd gekookt, na eerst
14 dagen in de pekel te hebben gele
gen. Op een schaal laten afkoelen
en opstijven. Om te eten, bij de brood
maaltijd, werden er dunne plakjes
afgesneden. Ast is een typisch gerecht
voor het Land Van Hulst.
In het Land van Hulst gebruikt men
ook de uitdrukking 'IJ zijnen ast
verstuikt, spottend gezegd aïs iemand
zich zeer doet aan de rug of ergens
in die buurt.
De verzuchting 't Smoakt noa d'n ast
komt waarschijnlijk van het smaakt
naar de rook, d'n ast, de schoorsteen
waar het vlees in hing.
De ast, zie het boek van Stijn Streu-
vels: Het leven en de dood in de ast.
Ranzig is bij ons bezomerd, oud vlees
met gelige randjes.
Bij ons (Land van Hulst) is ook de
uitdrukking Da smoakt noa de róók
nie, van iets, dat lekker vers is,
iets dat nog niet lang in de schouw
hangt, zoals het vlees.'
In het radioprogramma van woensdag
16 juni vroeg men ook naar de bete
kenis van het woord begankenis.
Iemand uit Clinge gaf de omschrijving:
Heen en weer lopen. In het Land van
Hulst zegt men: 't Is 'n 'êêle began
kenis, in de betekenis van 't is een
druk gedoe.
Begankenis komt van ommegang, pro
cessie, met een groep al biddend er
gens heen gaan, een ommegank doen.
Dhr. B. Cok (Kn) schrijft ons: 'De
laatste paar uitzendingen van "Goed
Zeeuws" waren o.a. gewijd aan oude
versjes enz. Naar aanleiding daarvan
kwam in mijn gedachten iets op, wat
mijn ouders mij vroeger hebben verteld.
In de jaren rond 1920 kwam het veel
voor, dat commissionairs grote per
celen grond van boeren huurden,
die dan werden ingezaaid met uien.
In die tijd moest nog alles met het
schrabbertje worden gewied en hele
ploegen, meest jongelui, werden met
een of twee voormannen naar zo'n
perceel gestuurd. In de maanden mei
en juni zag je dan soms lange rijen
wieders naast elkaar bezig en ieder
wiedde dan z'n jóótje (een rijtje of
5-6).
Nog eerder werd er met de hand ge
zaaid en had je dus geen reeken.
Omdat het eentonig werk was en om
de tijd wat vlugger te laten opschieten,
werd er tijdens het wieden veel ge
zongen. Er was nog niet zoveel keuze
als tegenwoordig wat liedjes betreft
en mijn vader heeft ze me wel verteld
en voorgezongen. Zo was er een deun
bij, waarbij om de beurt de medeklin
kers van het alfabet werden gebruikt
om de woorden samen te stellen. Zo'n
lied kon dan een hele tijd in beslag
nemen eer men ze alle had gehad.
De melodie weet ik nog wel enigszins
en de tekst ging op de volgende ma
nier
Bee mie 'n A Baa,
Bee mie 'n E Bee,
Bee mie 'n O Boo,
Bee mie 'n IJ Bij,
Bee mie 'n ije, Bije,
bi ba bije Bee bino bi bo,
Bi ba bije bo.
Vervolgens kwam een andere medeklin
ker aan de beurt, b.v. de D en dan:
Dee mie 'n A Daa,
Dee mie 'n E Dee,
enz.
Graag zouden we willen weten of er
lezers zijn, die nog meer van derge
lijke liedjes kennen.
Van onze leden
Mevr. W. Jonker-Engberts (Osb) hoorde
op school de volgende uitdrukking:
De duvel in de buuk 'ebbe. Bekend?
De grootouders van het betreffende
meisje waren afkomstig uit Zeeuws-
Vlaanderen. Deze uitdrukking werd
42