van Veere geworden, later pensionaris, schepen en raad van Middelburg, een orangis-
tisch regent maar - en daarom gaat het mij nu - een boeiend en vrijwel onbekend
politiek theoreticus. In 1787 publiceerde hij bij Henrik en Marinus van Osch in
Middelburg een weerlegging-op-niveau van het patriotse programma Grondwettige
herstelling van Nederlands staatswezengetiteld De tegenswoordige regeeringsvorm
der Zeven Vereenigde Provintiengehandhaafd en verdedigd. Het is één van die
geschriften die laten zien dat er in de patriottentijd (anders dan in de Bataafse) een
strijd tussen twee ideologische systemen heeft gewoed, waarbij de orangistische
theoretici (we denken dan vooral aan Adriaan Kluit, die trouwens ook in Zeeland
actief is geweest, en Elie Luzac) in kwaliteit van argumentatie zeker niet onderdoen
voor hun patriotse tegenstanders.
In 1795 komt Canter de Munck met zijn meest Zeeuwse publikatie: een Deductie
en adstructive memorie: van we ge een aantal ambachtsheeren in Zeeland aan de
Provisionele Repraesentanten van hetzelve Volk overgebracht123 folio
bladzijden druks en uitgegeven bij de orangist Henrik van Osch. Het is een reactie op
de uitnodiging van Provisionele Representanten om een opgave van heerlijke rechten
in te dienen, van 4 augustus 1795. Die datum was overigens heel omineus: het was
de verjaardag van 4 augustus 1789, één van de grote momenten van de Franse revo
lutie toen het 'feodalisme' werd afgeschaft.
Canter de Munck, zelf heer van Serooskerke op Walcheren, verdedigt hier namens
een groot aantal ambachtsheren die heerlijke rechten in het licht van een dreigende
afschaffing, mede met het oog op een behoorlijke schadevergoeding. Zijn betoog
komt erop neer dat de in Zeeland geldende heerlijke rechten - waarvan hij een gede
tailleerde historische uiteenzetting geeft - zeer wel te rijmen zijn met de Rechten van
de Mens. Als het om de herendiensten gaat, waar veel verzet tegen was, beroept hij
zich zelfs op de redeneringen van de patriotse voorman Van der Capellen tot den Pol,
in diens strijd tegen de drostendiensten in Overijssel. Op de juridische merites van het
betoog ga ik hier niet in. Het is een taai gevecht geworden. De al meer genoemde
Appelius vond daarvan overigens dat men na de staatsgreep van 1798 in Zeeland de
kans had moeten aangrijpen om deze provinciale knoop door te hakken.
Ook na 1795 laat Canter de Munck nog enkele malen van zich horen, in feite
telkens wanneer het politieke systeem in Nederland wordt veranderd. Het aardige
daarbij is dat de tijden veranderen en de politieke systemen ook, maar dat Canter de
Munck steeds zichzelf blijft en gaandeweg, zeker naar zijn eigen gevoel, weer meer
bij de tijd raakt wat zijn politiek-theoretische opvattingen aangaat.
We kunnen de verandering van politiek klimaat in zijn geschriften precies volgen.
In 1801 is het gewoel van de revolutie allang voorbij. Iedereen heeft dan genoeg van
de politiek en in brede kring heerst het streven naar verzoening van politieke
tegenstellingen, waardoor de orangisten - zonder hun vroegere overtuiging te hoeven
afzweren, zoals daarvoor noodzakelijk was - weer kunnen terugkeren in de regerings
ambten. In die fase van "nationalisering' van de revolutie publiceert Canter de Munck
(anoniem, bij Leeuwestyn in Den Haag ditmaal) Vrije gevoelens over de beste staats-
gronden, tot regeling van het bestuur in de Nederlandsche Vereenigde Gewesten, in
twee stukken. Hij durft die gevoelens te openbaren omdat de tijden weer rustiger en
bedaarder zijn geworden. Systematisch toetst hij de huidige orde in Nederland aan de
fundamenten van de oude constitutie die de Republiek destijds immers de opperste
12
ZEELAND IN DE BATAAFS-FRANSE TtJD 1795-1814