Zeeland in de Bataafs-Franse tijd. Van soevereiniteit naar vergetelheid N.C.F. van Sas Op 19 mei 1798 was het feest in Goes, net als in de rest van de Bataafse Republiek. Men vierde de afkondiging van de constitutie voor het Bataafsche Volk en daarmee - in formele zin - de afsluiting van het proces van revolutie dat met de Omwenteling van begin 1795 was begonnen. Met veel vertoon van revolutionaire symboliek werd de oude constitutie letterlijk ten grave gedragen en de nieuwe feestelijk ingehaald. De oude constitutie werd voorgesteld als een 'oud Vrouwbeeld' op een gebroken zuil, met op het hoofd een kroon met zeven sterren (de zeven provinciën), in de rechter hand een gebroken scepter en in de linker enkele privileges, costumen en grafelijke leenrechten. De vrouw werd omgeven door de monsters Nijd, Arglistigheid en Twee- dragt als zinnebeelden van aristocratie, federalisme en regeringloosheid. Het geheel bevond zich op een wagen getrokken door een oud, kreupel paard. Op de bok zat een jongen, gewapend met een knots en omhangen met een berehuid, die Hercules de allesdoder voorstelde. De wagen werd gevolgd door een zevental figuren in zware rouw met de wapens van de gewesten, en door een figuur die een zwarte standaard droeg met het opschrift 'onze hoop is verdweenen'. Dit gezelschap toog in optocht, begeleid door de gewapende burgerwacht, van de Beestenmarkt naar de Grote Markt. Daar werd de nieuwe constitutie plechtig afge kondigd. Vervolgens werden de vrouw en de monsters 'met een geweldige furie' door Hercules van de wagen gesleurd en in een graf geworpen. De provinciewapens werden hen achterna geslingerd en het graf werd gesloten. De personen die de gewesten hadden voorgesteld werden 'ingerekend en behoorlijk opgesloten'. 's Middags werden de feestelijkheden voortgezet op de Vlasmarkt waar een groep meisjes en jongens de spes patriae symboliseerde. Van de jongens was er één af komstig uit het gereformeerde weeshuis en één uit het katholieke, om de gelijkstelling der gezindten te onderstrepen. Opnieuw was er een wagen waarop ditmaal de Vrij heid was gezeten: een jonge vrouw met speer en vrijheidshoed. De Vrijheid - vanouds de beschermgodin van de Republiek - begon nu als het ware een nieuw leven. De wagen werd omgeven door zinnebeelden van de nieuwe orde. Op de bak zat de Deugd, achter de wagen liepen andermaal figuren met schilden waarop de symbolen Gelijkheid (een waterpas), Vrijheid (vliegende vogels), Broederschap (spelende jongetjes) en Eén en ondeelbaarheid (een opgaande zon). Dit tableau vivant met zijn geijkte symboliek zal de enigszins onderlegde burger van toen niet veel problemen hebben opgeleverd en was ook aan minder onderlegden waarschijnlijk snel uit te leggen. Diverse elementen treffen we ook aan op de prachtige gravure Tempel voor Nederland van J.G. Visser uit 1794, net voor de Omwenteling. Het vogeltje dat de Vrijheid weergeeft zit daar echter nog in een kooitje. Enkele figuren uit de Goese optocht lijken zelfs zo te zijn weggelopen van de gravure van Visser: drie Batavieren gehuld in berevellen die een zeskantig schild VAN SOEVEREINITEIT NAAR VERGETELHEID 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 7