Voor een nieuwe behuizing van de Ortskommandant
eisten zij zelfs de pastorie op.
want dat ze anders zijn pastorie niet bezet
zouden hebben. Het aardigst was de visie dat
hij een soort dubbelspion was die met zijn
welwillende houding tegenover de vijand
alleen maar een listig spelletje speelde. Op die
manier behoedde hij zijn parochie voor
allerlei harde maatregelen. Hij zou zelfs
gevangen onderduikers die naar Duitsland
waren afgevoerd, van de doodstraf gered
hebben. Mijn vader was misschien wel de
enige die beter wist. Hij was bij het verzet en
zijn voornaamste werk bestond erin om
adressen voor onderduikers te organiseren.
Dat was een hachelijke onderneming in een
streek waar de herder niet betrouwbaar was
en het aantal wolven in schaapskleren talrijk.
Alleen mijn vader die met de argwanende en
wantrouwende houding van veel boeren te
maken had, peilde de invloed van de politieke
denkbeelden waarmee de pastoor hen
jarenlang vergiftigd had. De meeste boeren
stonden welwillend tegenover de bezetters. De
morele basis daarvoor vonden ze in het gezag
van hun herder. De grote winsten die ze door
de oorlog op hun produkten maakten vormden
er de economische basis van. De nieuwe orde
van het Duizendjarig Rijk leek zich stevig te
hebben vastgezogen in de vette klei.
De snelle wisseling echter van de
oorlogskansen zorgde ervoor dat weldra
iedereen zijn huik naar de wind hing. Ook
daarin was de pastoor voorbeeldig. Toen de
pastorie hem werd afgenomen, verzocht hij
mijn vader vriendelijk om onderdak. Na de
pastorie was het huis van de bovenmeester het
grootste van het dorp. Bovendien was het
eigendom van de kerk en vlakbij de kerk
gelegen. Het verzoek had dus veel weg van
een vordering tot woonruimte. Mijn vader
probeerde er aan te ontkomen. Hij begreep
dat inwoning van een Duitsgezinde gast
gevaarlijk kon worden voor zijn ondergrondse
activiteiten. Daarbij kwam dat er kort
daarvoor enkele onderduikadressen verraden
waren, waarbij de naam van de pastoor werd
De 'meester' stond zijn hele huis af.
9