cle armen tegen het einde van de achttiende eeuw meer en meer plaats voor uitsluitend aardappelen met wat vet en eventueel een beetje mosterd of azijn. Het brood, tot dan toe één van de vaste onderdelen van de warme maaltijd, verdween van tafel. Eerste helft twintigste eeuw In deel III houdt de auteur zich bezig met de periode tot 1940, waarbij ochtendmaaltijden, de warme middagmaaltijd in onderdelen (voor-, hoofd- en nagerecht) en de maaltijden na de middag hoofdstuksgewijze worden besproken en geanalyseerd. Zo vertoont een kaartje van Nederland de frequentie van het gebruik van stamppotten, 's winters in de periode 1900-1920. Rond 1800 treft men in recepten- en kookboeken de eerste aanzet tot gerechten die we nu nog als typisch Nederlands ervaren, te weten stamppotboerenkool, zuurkool, hete bliksem en hutspot, waarin aardappelen, groenten en eventueel vlees (ook spekjes) gecombineerd worden. Evoluerend volgden stamppotten van andere soorten kool, rapen, winterpeen, bieten, bonen (veelal als winterkost), al of niet met verse, ingemaakte of gedroogde groente. In Zeeland in de zomer ook wel met verse sla. Voor de werkende vrouw was stamppot een aantrekkelijk gerecht; men kon aardappelen, groente en eventueel wat geconserveerd slachtprodukt in één kookpot bij elkaar doen en tijdens het werk gaar laten sudderen. Terwijl men in Zeeland in het begin van deze eeuw in het algemeen één a twee maal per week een stamppot eet, wordt dat in Groningen, Twente, de Usselstreek, de Achterhoek, Oost-Brabant en Limburg vier tot zeven keer per week gedaan. In Friesland lag de situatie anders, daar ontbrak in de weidestreken de groentetuin. Trouwens, vele dorpen hebben pas laat met een groenteboer kennis gemaakt. Er waren tot de Tweede Wereldoorlog ook de nodige structurele veranderingen. Zo werd de open haardplaats vervangen door bijvoorbeeld de sleekachel, de kookkachel of het fornuis. Het pekelvat en andere traditionele wijzen van conserveren maakten plaats voor het wecken. Wecken bood het grote voordeel dat de smaak van de produkten veel beter behouden bleef; vergeleken bij de ingezouten groenten van vroeger ervoer men geweckte groenten als vers. Invloed van het landbouwonderwijs Het landbouwonderwijs heeft op het platteland enorm bijgedragen aan het overbrengen van nieuwe, op wetenschappelijke leest geschoeide kennis op terreinen als hygiëne, kleding, gezinsverzorging, huisinrichting, voeding, de verzorging van de moestuin enzovoort. Het platteland raakte steeds meer ontsloten en door middel van (kook)lessen werden eetgewoonten verbeterd. Bovendien kwam men meer in aanraking met de samenstelling, de structuur en bereidingswijze van de maaltijden van de burgerij in de steden. Artsen en wijkverpleegsters, vakbladen met recepten en radioprogramma's, dit alles droeg op eigen wijze bij aan deze innovatie. Een groot aantal maaltijden per dag Een speciaal hoofdstuk belicht de maaltijd na de middag. Het grote aantal maaltijden vroeger op het platteland, hield volgens de schrijfster direct verband met de gewoonte van zonsopgang tot zonsondergang te werken. Daardoor was de behoefte aan calorieën groot. Op die lange werkdagen werd uiteraard geschaft en die rustpauzes werden benut om te eten en te drinken. Een informant uit Zuidzande meldde dat in de zomer werd gegeten om 5.15, 8.30, 12.00, 15.30 en 18.30 uur; op zon- en feestdagen vervielen de broodmaaltijden van 8.30 en 15.30 uur. De paardeknechts die in het drukke seizoen met 't ochtetiddonker begonnen te werken, kregen op Tholen voor ze inspanden thee met beschuit bij de boer, op Schouwen echter koffie en brood Altijd pap Een aparte paragraaf zet de betekenis van het gerecht 'pap' uiteen. Pap lijkt door alle eeuwen heen. ook in de twintigste eeuw, het meest continu aanwezig. In de Middeleeuwen werd slechts graan gebruikt om pap of brij te maken. Brood was duurder, en zou lang de status van luxueus voedingsmiddel behouden. Na 1500 raakte het brood meer ingeburgerd, maar 's avonds was een papmaaltijd, zeker in de lagere kringen, gebruikelijk. Uit een antwoord op de enquête van iemand uit 's- Heer Arendskerke blijkt dat brood wel na de avondpap als aanvulling werd gegeven. Men onderscheidde karnemelkse- en zoetemelksepap. De naam zoetemelksepap is wat misleidend, want karnemelksepap werd eerder van stroop of suiker voorzien, dus 1 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 15