16. Hoe heet de stuurtang van (111. 16)?
Belgs stuur: Z.B. (HanIerKn.bokstuur: Z.B. (HaIerKtg'Ollands
stuur: Z.V.O.-zd. (Nwn.), stuur: Z.V.W. (Bvt.); L.v.H. (Hit.); Z.V.O.-
zd. (Zdp.); Z.B. (Ndp.); Sch.-D. (Bns.;Rns.); G.Ofl. (Odp.) stier, koei-
'oornstuur: N.B. (Ks.), koersstuur: L.v.A. (Nz.); Z.V.O.-zd. (Nwn.),
kromstuurG.Ofl. (Dl.), plat stuur: L.v.H. (Klz.); Z.V.O.-zd. (Cg.); Z.B.
(Bsl. ;Ha. ;Ier.reesstuurZ.B. (Kpl.), renstuur: Z.B. (Wolf.).
17. Hoe heet de stuurtang van No. 17?
gewoon stuur: Z.V.W. (Cz.); bokkestuurL.v.H. (Klz.Kn.), brêêd stuur:
G.Ofl. (Odp.), kokmêêuwstuurT. (Svn.), plat stuur; Z.V.W. (Nvl.);
Z.V.O.-zd. (Kw.;Svg.); W. (Dob.); Z.B. (Bsl.), pompstuur: L.v.A. (Nz.),
sportstuur: L.v.H. (The.;Zdp.); Z.B. (Ndp.); N.B. (Kg.;Ks.;); Sch.-D.
(Bns. ;Dsr. zwemstuur: L.v.A. (Ax.;Nz.).
18. Hoe heet de stuurtang van (ill. 18)?
'angstuurL.v.H. (Hek.), koereursstuurL.v.H. (The.); Z.V.O.-zd. (Cg.;
HktKwNwn. PI. Svg. Wdo. Zdp koertsstuur: Z.V.W. (Adb.;Cz.);
L.v.A. Ax.B vtCzL.v.A. AxHkNzL.v.H. (HekHitKlzThe
Z.V.O.-zd (Cg. HktKwNwn. PI. Svg. Wdeo. Zdpkromstuur: W. (Dob.);
T. (Svn.), reesstuur Z.B. (Bsl. ;Gpol. ;Ha. ;Han. ;Hkz. ;Hrh. ;Ier. ;Ktg. ;Kn.
Kpl.NdpWolf.N.B. (Kg.); Phi. (Phi.); Sch.-D. (DsrNwkRnsG.Ofl.
(Dl.), renfietsstuurG.Ofl. (Odp.), rennersstuur: Z.B. (Ier.), renstuur:
Z.B. (Ha..; Han. ;Hkz. ;Kn. ;Wolf.N.B. (Ks.).
19. Het handvat van de stuurstang? (ill. 19)
'andvat: Alg. 'andvaeten: W. (Dob.); Z.B. (Ndp.); G.Ofl. (Odp.), 'antvatte
Z.V.O.-zd. (Nwn.), keepe: T. (Tin.), 'andvat (ev.); mw: paajee: Z.V.O-
zd. (Kw.).
20. Het instrument waarmee men rinkel om te waarschuwen (ill. 20)
(fiets)bel(le)Alg., klingeleZ.V.O.-zd. (Kw.), rinkelaerZ.B. (Kn.).
21. Hoe heet het instrument om af te remmen in het algemeen?
rem: Alg., frèn: L.v.H. (Hit.), freinZ.V.O.-zd. (Nwn.), 66 óuwer:
Sch.-D. (Rns.).
22. Hoe heet dat wat op het voorwiel remt?
'andrem: Z.V.W. (Cz.;Zzd.) L.v.A. AxHkNzL.v.H. (Hek.); Z.V.O.-
zd. (Svg.), bandremZ.V.O.-zd. (Zdp.); N.B. (Ks.), kniepremZ.B. (Ndp.),
velgremL.v.A. (Nz.); L.v.H. (The.), voor-/veurremAlg., trommelrem:
W. (Dob.); G.Ofl. (Dl.).
23. Hoe heet dat wat op het achterwiel remt?
achterfrein: L.v.H. (Hit.); Z.V.O.-zd. (Nwn.), achterrem: Alg., achteruut-
traprem: Sch.-D. (Bns.); G.Ofl. (Odp.), terugtraprem: Z.V.W. (Bvt.;Cz.;
Nvt.jZzd.); L.v.A. (Ax.;Nz.); L.v.H. (Hek.jThe.); Z.V.O.-zd. (Zdp.);
W. (Dob.); Z.B. (Ha.HrhKtg.Kn.RU.N.B. (Kg.); T. (Ovm.;Svn.);
Phi. (Phi.); Sch.-D. (Bns.;Nwk.); G.Ofl. (Odp.), torpedo: Z.V.O.-zd. (Kw.),
torpedoremL.v.A. (Hk.;Nz.).
24. Hoe zegt men: remmen, de vaart minderen door de rem te bedienen?
af/ofremme(n)Z.V.O.-zd. (Hkt.;Nwn.); W. (Dob.); Z.B. (Kn.jNdp.); N.B.
(Ks.); T. (Tin.); Phi. (Phi.); Sch.-D. (Nwk.), frènen/freinen: L.v.H.
(Hlt.;Kw.), in'ouwen: Z.B. (Hkz.;Kn.); Sch.-D. (Rns.), remme(n)Alg.
25. Hoe heet de handle aan de stuurstang waarin men knijpt om te remmen?
'andrem: L.v.A. (Nz.); Z.V.O.-zd. (Cg.Nwn.Wdo.ZdpZ.B. (Kg.);
T (Tin.); Sch.-D. (Bns. Dsr. Rns.G.Ofl. (Odp.), freinZ.V.O.-zd.
(Kw.;Nwn.), knieprem: Z.V.W. (Nvl.); L.v.A. (nz.); W. (Dob.); Z.B. (hrh.);
N.B. (Kg.), rem: L.v.A. (Ax.;Hk.); L.v.H. HekKwPIT. (Svn.);
Sch.-D. (Nwk.); G.Ofl. (Dl.), remgreep: Z.V.W. (Cz.); Z.B. (Gpol.jNdp.;
Bsl.KtgSch.-D. (Bns.).
26. Hoe heet die kabel?
(Rem)kaebel.-kaobel: Alg., freikabeleZ.V.O.-zd. (Kw.), remkabele:
32