verhard is, breekt men de buitenste vorm
weg. Zodoende ontstaat de reproductie van
het oorspronkelijke kleibeeld.
Het kleibeeld op ware grootte is het einddoel
indien het beeld in brons wordt gegoten.
Maar als het een stenen beeld betreft denkt
Etienne daar anders over. Onder vorige
generaties waren er 'beeldhouwers' van
naam, die hun boetseerwerk door een
steenhouwer - uitvoerder genaamd -
nauwkeurig in steen lieten nahakken. Dat
was handwerk, te vergelijken met de
verhouding van een schrijver tot een
boekdrukker. Terecht, aldus Etienne, had
deze opvatting nu afgedaan. Een
beeldhouwer moet zelf met klophamer en
beitel de steen bewerken. Hij is het die
zodoende het eigenlijke beeld uit de stof
moet 'vrijmaken'. De boetseerder denkt en
schept in klei, de beeldhouwer denkt en
schept in steen. Door middel van een grote
vernuftige driedimensionale passer en een
systeem van enkele vaste punten wordt naar
dit gipsmodel het uiteindelijk beeld in steen
gehouwen. Hierin kan de beeldhouwer een
restant van zijn vormingsdrang volledig tot
uitdrukking brengen. Ter beoordeling van
de massawerking had Etienne op de
ontworpen plaats nog een maquette van de
Dam in Middelburg en omgeving gemaakt:
de straatwanden, plein, Graanbeurs, Dokkom
en plantsoen, met daarin op juiste grootte het
monument en zijn entourage.
Fasen van de totstandkoming
De maquette van het gehele ontwerp werd in
augustus 1936 van de Griffie overgebracht
naar de winkel van de heer Minderhoud,
firma C.W. D'huij op de Lange Burg en daar
voor het raam tentoongesteld.
De diermotieven zijn toen waarschijnlijk
reeds vervangen door voorlopige ontwerpjes
van de wapenmotieven. In de keurige
etalage werd bovendien een vergrote
afbeelding van de middenpartij (beeld van
Emma) en een aantal foto's w.o. twee z.g.
fotomontages geplaatst, welke zouden tonen
hoe het monument in het stadsbeeld zou
uitkomen, als het op de Dam was
aangebracht.
In november 1936 was het ontwerp op ware
grootte in klei gereed. Voor de detaillering
van het kostuum is Etienne naar het paleis
aan het Korte Voorhout geweest om daar de
juiste gegevens en inlichtingen te verkrijgen.
Het beeld op zichzelf heeft geen koninklijke
emblemen. Emma draagt een
weduwenkapje. Zij heeft een waaier in de
linkerhand en de rechterhand steunt op een
soort balustrade, waarop aan de buitenkant
in strakke contouren een symbolieke
Oranjeboom wordt gebeiteld. Voorde
heraldieke juistheid van de wapens: het
Nederlands Rijkswapen met koningskroon,
het oude wapen van de Oranjes en het wapen
van de Waldeck Pyrmont's, gedekt met de
koningskroon en de spreuk 'Palma sub
pondere crescit' werd overleg gepleegd met
de Hoge Raad van Adel. De ontwerper is
dus zeer zorgvuldig te werk gegaan, hetgeen
de historische waarde van zijn product
vergroot.
Wij zien de meer dan levensgrote figuur op
een uit verschillende verticale delen
opgebouwde zitbank, die een aardig
tegenwicht vormt met de horizontale sokkel,
die zich naar beneden toe in enkele treden
verbreedt. De plaatsing van de rechterhand
van de vorstin had tot gevolg dat de
rechterarm en -schouder ietwat achteruit
bewogen werden, waardoor de romp een
enigszins gedraaide stand kreeg. De
beweging in het beeld wordt daardoor
sterker en plastischer. Om dit effect nog
verder te onderstrepen is de rechtervoet iets
naar voren, de linkervoet een weinig naar
achteren geplaatst. De linkerhand rust in de
schoot en houdt een waaier vast. Aan de
rechterhand draagt de figuur alleen een
trouwring, terwijl de linkerhand versierd is
met drie ringen boven elkaar, juist zoals
Hare Majesteit vroeger placht te doen.
Behalve een paarlenketting draagt de figuur
geen verdere sieraden. Om de schouders ligt
11