Aflevering 158 winter 2007
Het gebruik van een
verticale kruittester.
De paal deed dienst
als maatstaf.
De kruitmolens groeiden in de loop van de 17de en vooral 18de
eeuw uit tot grote bedrijven met onder meer bijgebouwen voor
het raffineren van salpeter en het behandelen van zwavel en
houtskool, een waaghuis, een drooghuis, een zeefhuis,
paardenstallen, opslagplaatsen en een kruitmagazijn. Meestal
beschikte de fabriek daarnaast over logementen voor de
meesterknecht, die de molen beheerde, en zes tot negen
arbeiders. Het binnenterrein werd gebruikt voor diverse
doeleinden, waaronder het testen van het kruit. Hiervoor
diende een mortier, die met een zorgvuldig afgewogen
hoeveelheid kruit werd geladen. Aan de hand van de door de
kogel overbrugde afstand kon vervolgens vrij nauwkeurig de
kracht van het buskruit worden bepaald. Vaak gold als
maatstaf een hoge paal op het binnenterrein van de
kruitmolen.
Kruitmolen De Eendracht
Specifiek voor De Eendracht, opgericht in 1701, vertelt een gedetailleerde
situatieschets van J.L. van der Leye uit 1742 ons meer over de opbouw. Op
Het testen van
buskruit op een tafel.
Van deze testmethode
werd snel afgestapt.
Opbouw en leefomstandigheden
Vanzelfsprekend bevonden de meeste kruitmolens zich uit
veiligheidsoverwegingen buiten de stadsmuren. Ook de molen
zelf werd aangepast aan mogelijke ongevallen. Zo voorzag men het gebouw
doorgaans aan drie zijden van dikke, stevige muren en bestond de vierde
zijde en het dak uit een lichte riet- of houtconstructie die de kracht van een
eventuele explosie kon afleiden. Bovendien waren de vloeren belegd met
zachte stenen en werden de muren met een dikke laag kalk bepleisterd om
vonken te vermijden. Het gereedschap was vervaardigd uit koper en de
arbeiders moesten speciale nagelloze schoenen aantrekken
voor zij het gebouw mochten betreden. Dat al deze
veiligheidsmaatregelen niet altijd hielpen, kunnen we
concluderen uit het lot van de Middelburgse molen De
Grenadier die in 1802 explodeerde.
houtskool. Voor de kwaliteit van het buskruit was het cruciaal
dat salpeter en zwavel goed waren gezuiverd. Kennis van
chemische reacties was daarbij onontbeerlijk.
- In een tweede fase werden de bestanddelen fijngemalen,
gemengd en samengeperst tot een koek. Aanvankelijk gebeurde
dit manueel in een mortier, maar vanaf de 15de eeuw met
behulp van molens, aangedreven door water-, wind- of dierlijke
kracht; in de 19de eeuw met stoommachines. Dit hele proces
voerde men tot het einde van de 18de eeuw in één operatie uit,
met de nodige ongevallen tot gevolg, waarna dit proces
uiteindelijk is opgesplitst in drie aparte operaties.
- De derde fase omvatte de afwerking. Hierbij werden de
kruitkoeken gedroogd, gekorreld voor een toename van de
explosiekracht en tenslotte gepolijst.