Aflevering 158 winter 2007
3
De auteur van deze
bijdrage aan de slag.
Basisprincipes van de middeleeuwse
zoutwinning
Op basis van algemeen bekende informatie,
de door Leenders vermelde gegevens en de
uitgevoerde proeven zijn de navolgende
basisprincipes van de middeleeuwse
zoutwinning van toepassing. Zout (NaCl) dat
opgelost is in water kristalliseert na
indamping uit tot keukenzout. Indamping van
zout water (pekel) kan plaats vinden door
zonnewarmte en wind. Om het proces van
indamping efficiënter te laten plaats vinden
wordt de pekel in een pan verwarmd. Hoe
hoger het zoutgehalte van de pekel hoe
groter de opbrengst aan uitgekristalliseerd keukenzout.
Omdat zeewater een hoger soortelijk gewicht heeft dan zoet water werd
het zoete water van het oorspronkelijke veen vervangen door zeewater.
Verzilt veen bestaat voor tweederde deel uit zeewater en voor eenderde
deel uit plantenresten.
Wanneer verzilt veen wordt verbrand kristalliseert het zout uit het
zeewater dat zich in het verzilte veen bevindt. Door de as van dit verzilte
veen, waar zich de zoutkristallen in bevinden, in zeewater te mengen neemt
het zoutgehalte van het zeewater toe, waardoor na indamping een grotere
opbrengst keukenzout ontstaat, waarmee efficiënter gebruik wordt
gemaakt van de warmtebron om de pekel in te dampen.
Het proces van de middeleeuwse zoutwinning
Leenders geeft in zijn status quaestionis een uitgebreide uiteenzetting over
de verschillende stappen in het proces van de middeleeuwse zoutwinning.
Bij het uitvoeren van de proefnemingen op kleine schaal en in Archeon
door leden van de afdeling Zeeland van de AWN, zijn deze stappen zoveel
als mogelijk gevolgd.
Darinkdelven ten behoeve van de zoutwinning
Meerdere berichten wijzen erop dat de darink vooral buitendijks op de
schorren werd opgegraven. Daarbij werden drie methoden gehanteerd: de
aanleg van moerdijken, het opwerken van een opdracht en het werken met
vlettingen.
Bij het gebruik van moerpolders werd een buitendijks gelegen schor
bedijkt. De omvang van deze moerpolders varieerde van 5 tot 58 hectare,
waarbij op grote schaal darink kon worden gestoken. Leenders gaat er
vanuit dat het verbranden van de gedroogde turf ter plekke gebeurde om
tot een aanzienlijke beperking van de transportkosten te komen.
Van de opdrachten is weinig bekend. Met klei werd een hoogte opgeworpen
van waaruit de darink kon worden gestoken. Het drogen en verbranden
geschiedde op de opdracht. Bij het werken met vlettingen werd tijdens
afgaand water darink gestoken, die bij vloed met vletten naar de
brandplaats werd vervoerd.
Bij de proefnemingen is gebruik gemaakt van veen dat gestoken was op de
slikken van Rilland op de noordelijke oever van de Westerschelde. Ter