Hoe Walcherse boeren 15 jaar een werkeloosheidsuitkering tegen hielden 'Afkeer voor het werken wordt in de hand gewerkt' In 1931 is nog 8% van de Nederlandse gemeenten niet aangesloten bij een Rijksregeling van 1917 die tot doel heeft het lot van de werkelozen te verlichten. Daaronder bevinden zich de Walcherse gemeenten Aagtekerke, Meliskerke, Oostkapelle, Zoutelande en Westkapelle Wie de Zeeuwse plattelander van de eerste helft van deze eeuw naar zijn maatschap pijbeschouwing gevraagd mocht hebben, zou als antwoord gekregen hebben: 'Ik ben lid van die en die confessionele partij.' Maar terugkijkend vanuit het heden op die periode, weten we -we hebben meer overzicht en we hebben zo onze termino logie- dat even bepalend voor het handelen van deze mensen twee grondhoudingen waren: het patriarchale en het liberale denken. Ik hoef ze niet uitgebreid aan u voor te stellen. De oudere van de twee, het patriarchale denken, zou volgens de historisch-demograaf E.W. Hofstee al in de 19e eeuw bij de boeren -werkgevers- verdwenen zijn om plaats te maken voor liberale gedachtengangen. Terwijl de ar beiders nog lange tijd patriarchaal dach ten. Allerlei soorten van bronnenmateriaal laten zien dat het doen en laten van de Zeeuwse boeren inderdaad in grote trekken door liberale motieven bepaald werd en dat men het patriarchale hoog stens beperkte tot individuele daden of om de liberale denkwijze te verhullen. Omdat de boeren de plaatselijke politiek bepaal den, werd het Zeeuwse openbare leven in de eerste helft van deze eeuw dan ook beheerst door de liberale ideeën. Als de nieuwe gedachtengang van het staatsingrijpen als vorm van solidari teit landelijk al geaccepteerd is, stuit deze dan ook op stugge weerstand van de Zeeuwse boeren. De roemruchte 'vrije Zeeuw' en de 'vaderlijke zorg voor het personeel' worden ten tonele gevoerd. Maar de krachten van boven en van onderop kunnen door de plaatselijke machthebbers niet totaal genegeerd wor den en ook onder de boeren zijn er die 'de nieuwe tijd' met instemming begroeten. Een uitstekende illustratie voor deze verandering van ideologische onderstroom onder de heersende stand biedt, de reaktie op het 'Werkloosheidsbesluit 1917' in de Zeeuwse gemeenteraden. Dit besluit stelde namelijk een regeling in ten bate van eventuele werklozen die bij een vakbond waren aangesloten. De Eerste Wereld oorlog had in de landelijke gebieden van Werkloze lam Nederland enige beroering gebracht, waar door nieuwe ideeën wat makkelijker binnenkwamen. Plaatselijk werden bij voorbeeld allerlei vakbonden opgericht en 'Den Haag' bleek -van schrik voor revolutie- tot regelingen bereid die vóór de mobilisatie onmogelijk waren. Een voor beeld was het Werkeloosheidsbesluit 1917. De werklozen die bij een bond aan gesloten waren trokken eerst zes weken steun uit de door henzelf gevulde stakings kas van hun bond om daarna door de gemeente gesteund te worden. Dat 'besluit 1917' riep een rijksregeling in het leven waarbij elke gemeente zich vrijwillig kon aansluiten. Tegen betaling van een bepaald bedrag per inwoner. Was de gemeente eenmaal aangesloten, dan werd de uitkering aan elke bij een bond aangesloten werkloze in die gemeente door het rijk verdubbeld. Het besluit had een voorlopig karakter, maar de eerste tien tallen jaren bleef het van kracht en al die tijd was het al -of niet-aansluiten bij '1917' een steeds weerkerend diskussiepunt in de plattelandsgemeenteraden. Waarbij de fi nanciële kant van de zaak -het bedrag bij ?iders op een straathoek in een Zeeuws dorp aansluiting te voldoen- en vijandschap tegenover de vakbonden een duchtig woordje meespraken. Wie iets wil weten over de mate van progressiviteit van de heersende stand in de verschillende delen van Zeeland, zou aan de ontvangst van het werkloosheidsbesluit een grondige studie kunnen wijden. Veelzeggend zijn alleen al de jaartallen van aansluiting van de gemeenten. Vooral de westhoek van Walcheren had de naam erg conservatief te zijn. In de notulen van de gemeenteraad van het agrarische Oostkapelle komt deze kwestie welgeteld dertien maal aan de orde. In die gemeenteraad figureren vier leden van de Christelijk-Historische richting -drie boe ren en een tuinder- twee Anti-Revolutio nairen -een smid en een handelaar/werk gever- en één Staatkundig Gereformeerde - een kleermaker. Voorzitter is burge meester Van Teylingen en de wethouders zijn twee boeren uit de CH-fractie. Als in september 1919 het officiële verzoek uit Den Haag komt, om toe te treden tot '1917' zijn de raadsleden en de burge meester het roerend eens: Oostkapelle zal 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 19