ONS ZEELAND
7
schaffen; die een omwenteling veroorzaken in je op
vattingen, die je weer met vollen moed doen toesnel
len op je leversarbeid, Zoo'n dag werd 30 Mei voor
mij, Philemon Zijdewind. Het was mij, tot nu toe, van
wel honderdduizend zijden voorgehouden, dat er geen
gelukkige huwelijken bestonden. Men had dit idee, dat
gevoelen, zoo in mijn hersens gehamerd, dat het er
muurvast in geklonken scheen. Ik had er tot op heden
niet aan willen twijfelen, niet aan durven twijfelen en
ziedaar. Vanmiddag zit ik in de taveerne „Storte-
beker" tachtig graden in de schaduw van den linde
boom en 'n glas ijskoud bier of de postdirecteur ver
telt me daar zoo langs zijn neus weg, dat een zekere
mevrouw Klap, ge'b. Pey, in geen elf maanden tegen
haar echtgenoot gesproken heeft. Overweldigd door het
onverwachte, probeerde ik eerst nog een poging tot
twijfelzucht, maar des postdirecteurs bewijzen waren
zoo overweldigend, dat ik wel gelooven moest. Een
nieuw ideaal was ik meer rijker; als 'n ander mensch
naar huis teruggekeerd. Liesbeth zei na eenigen tijd:
„neurie niet zoo vervelend!" Ik had de kracht om nog
vroolijker te zingen.
31 Mei. In stedelijke sportkringen, circuleert het
bericht, dat na den voetbalwedstrijd tusschen Italië
en Frankrijk het vraagstuk is gerezen of men van een
doelpunt mag spreken indien gelijk met den bal een
speler in de goal getrapt wordt. Informeerde bij mijn
barbier; die wilde echter alleen spreken over Neder
landUruquay. „Zwart op wit, staat het in de cou
ranten," schreeuwde hij, dat die bruine rekels zich aan
vieze geniepigheidjes schuldig maakten; en wat dien
nikker Andrade betreft: wanneer die wat hij hier be
gaan heeft, in Noord-Amerika uitgehaald had, ze zouden
hem hebben gelyncht an de drade van den eersten den
besten telefoonpaal." Ik wist den opgewondene te be
wegen zijn scheermes direct te knippen en heb den
geheelen dag nagedacht, of de sport nu toch werkelijk
in staat is, om de verbroedering der volken in de hand
te werken. Breeduitstra praatte me de muizenissen uit
't hoofd. Die Urukeezen, waren gerust niet slechter
dan de onzen. Ze leken hem integendeel nog 'n tikje
aanval liger!
1 Juni. Jossie zat vanmorgen bij 't ontbijt te
schreien. Snikkend kwam er uit, dat hij zijn sommen
niet kon. „Kom maar bij vader," troostte ik. „Die kan
ze ook niet," zei Wybo; „gedeelde smart is halve
smart!" 't Viel echter best mee. De zwaarste opgaaf
was: Indien ik veertien gulden anthraciet koop van
drie en 'n halven gulden de hecto-liter, hoeveel mud
krijg ik dan? Met bevende hand vulde ik „vier" in. Met
bevende hand, want met ontroering bedacht ik dat wan
neer Jossie eens groot geworden zal zijn en vier mud
anthraciet gekocht heeft, het verpletterende leven hem
bij 't nameten zal leeren, dat hij slechts drie en 'n
half ontvangen heeft. O! schoolsche theorie, wat be-
teekent gij naast de gruwelijke practijk!
2 Juni. Zoon van Krimp van Duimen gesproken.
Heeft gisteren den voetbalwedstrijd ItaliëSpanje ge
zien. Gloedvolle kamp! Toen de Italiaansche midden
voor scoorde, werd hij door zijn landgenooten-mede-
spelers onder kussen bedolven. Ik vroeg nog, wat ze
hem gedaan konden hebben, indien hij in eigen doel
getrapt had. Krimp junior wist het niet, wel wist hij,
dat een Italiaansch meisje, dat naast hem stond, van
emotie bewusteloos in zijn armen gevallen was. Hij
was er zeer mee verlegen. De voorz. van het Olympisch
comité raadde hem aan om te schreeuwen, dat hij
vaste verkeering had, doch het kind verstond geen Hol-
landsch. Zoo zou er toch nog Hoffman bij te pas heb-
15 Juni a.s. zal het 40 jaar geleden zijn dat de Heer
A. S. Spruitenburg, arts te Terneuzen, in Leiden het
arts-diploma verkreeg. De heer Spruitenburg was te
Hoedekenskerke, Baarland en 's Gravenpolder werkzaam
en vestigde zich 15 Mei 1893 te Terneuzen. Het zal
den dokter op zijn jubileumdag zeer zeker niet aan
belangstelling ontbreken.
ben moeten komen, indien een „Eerste hulp bij onge
lukken" hem geen trouwring geleend had. Die taal
verstond ze.
3 Juni. Wilde vanmiddag met 't spoor naar Vlis-
singen. Trein voor m'n neus weg. De schuld van 'n
oude juffrouw. Die was voor mij aan het loket en vroeg
of ze met dsn trein die komen moest, naar Kloodijk
kon. „Neen", zei de beambte. ,,U moet dan wachten."
„Hoe laat gaat de volgende, mijnheer?"
„Om vier uur zes, juffrouw."
„Stopt die in Kloodijk, mijnheer?"
„Zeker, juffrouw."
„Moet ik nog overstappen?"
„Neen, juffrouw."
„Zou ik 't nu nog doen?"
„Moet u weten, juffrouw."
„Wat kost een kaartje?"
„Een gulden tien juffrouw. en de machinist heet
Piet van der Velden,"
Dat was sarcasme, doch de juffrouw vatte het an
ders op en vroeg of-ie getrouwd was.
Zoo kwam ik te laat voor den trein.
4 Juni. Bulletin voor het bureau der courant.
Een gevaarlijke krankzinnige is ontsnapt uit Medem-
blik en het gebouw van de Tweede Kamer binnenge
vlucht. De vrienden vonden, dat deze man zoo gek
nog niet was maar wist waar hij staan moest. Ook
meenden zij, dat hier meer van een verhuizing, dan
van een ontsnapping sprake kon zijn.
5 Juni. Op de soos werd verteld, aat de commis
saris van politie een speciaal toestel voor het fotogra
feeren van misdaden heeft uitgevonden. Griffier Do-
rias gaf er een interessante beschrijving van. Breed
uitstra vroeg of de boeven zoo voorkomend zouden
zijn om 24 uur van te voren aangifte te doen van de
misdaad, maar dat wist de griffier niet.