tóM-EUOTMWBEIEK
ONS ZEELAND
15
Schaken.
No. 2. Probleem No. 1.
m§ m
Dammen.
12 Januari 1929.
Zwart (16)
Verzoeke alle brie
ven betrekking
hebbende op deze
rubriek te rich
ten aan den heer
A. J. C, Nordlohne,
Ravelijn 2, te Goes
G. Biogi en G. Christoffanini.
zwart
a b c d e f
wit
Zwart A.
1. d2d4
2. e2e4
3. f2—f4
4. Pgl—f3 P
Deze opening, waarbij wit 3
voren geschoven heeft,
Wit Kdl, Dd5, Th7, Lal en a2, Pc3
en f3, pi, e4 en f4.
Zwart Kf6, Da8, Td8, La7 en g8, Pc6
en eó, pi, gó.
Wit geeft mat in twee zetten.
Oplossingen worden ingewacht vóór 24
Januari e.k.
Onregelmatige opening.
Gespeeld op 21 Nov. 1928 te Goes.
Wit Dr. Schuurman.
J. C. Nordlohne.
g7—gó
d7—dó
Lf8g7
Pg8fó
pionnen
naar voren geschoven neen, bezorgt
Zwart een gedrukt spel. Zwart moet pro-
beeren één of meer dezer pionnen af te
ruilen, teneinde zich wat ruimte te ver
schaffen, hetgeen hem echter pas gelukt
geheel aan het eind van de partij, die
dan ook daarna vrijwel gelijk staat.
5. e4e5 d6Xe5
6. f4Xe5
Natuurlijk niet d4Xe5, waarna zwart
de dames afruilt en wit de rochade ver
speelt.
6Pfóg4
7. Lflc4 0—0
8. 00 c7c5
Nadat Pg4 door h3 verdreven is, kan
deze pion c5 geslagen worden. Zwart
ruilt dan de dames af en wint door Pd7
zijn pion terug, doordat nu zoowel pion
c5 als e5 aangevallen wordt. Terecht
speelt wit
9. h2h3 Pg4—hó
10. d4d5 b7bó
11. Lel—f4 Kg8—h8
De zet is noodig, daar na 12 Dd2 het
paard moet vluchten naar f5, en na 13
g4 naar d4 moet gaan, waarna door
Pf3Xd4 en Dd4 er een pion voor zwart
zou verloren gaan.
12. Ddld2 Phóg8
Hoewel zeer teruggedrongen, staat het
paard daar toch sterk voor de verdedi
ging.
Lc8aó
Pb8Xaó
13. Pbl—c3
14. Lc4Xaó
15. Taldl
Wit heeft nu
Dd7c8
e7Xdó
Pc7—eó
een zeer sterk centrum
en kan er een vrijpion forceeren, hetgeen
hij terecht uitstelt, nu er nog zooveel
stukken op het bord staan.
15Paóc7
16. Dd2e3 Dd8—d7
17. a2a4 Tn8—d8
18. Lf4g5
Er dreigt nu dó, welke pion zwart niet
kan nemen, wegens Ld8:. Bovendien
wordt na d6Xe7 de zwarte dame aan
gevallen. Zwart moet dus óf zijn toren
op d8 weer verplaatsen, hetgeen een
tempo-verlies beteekent, öf de looper op
g5 verjagen. Hoewel riskant, besluit hij
tot het laatste.
18h7hó
19. Lg5h4 gó—g5
Consequent, maar riskant. Zeer verlei
delijk is nu Pf3Xg5.
20. Lh4g3
21. d5—dó
Nu springt de bom.
21
22. e5Xdó
23. Pf3e5
Wederom een sterke zet. Er dreigt
24. dó—d7 Db7. 25. Pe5Xf7f Tf8Xf7.
26. De3Xeó.
Daarom moet zwart wel afruilen.
23Lg7X«5
24. De3Xe5f f7—fó
25. De5—e4
Er dreigt weer dód7.
25Peó—d4
26. De4—gó Dc8—d7
Zwart wil door Dh7 tot de afruil der
dames te komen.
27. Kgl— hl
Om het paard op c3 vrij te maken. An
ders speelt zwart Pe2f en ruilt de looper
af.
2 7Dd7h7
28. Dg6Xh7f
Op Dh5 valt pion c2, zonder dat er
voor wit een compensatie tegenover
staat.
2 8Kh8Xh7
29. Tfl—f2 Kh7—gó
30. Pc3d5
Er dreigt Pe7f, waarna wit wint.
3 0Kgó—f7
31. Lg3—e5
Deze zet leidt tot remise.
3 1Kf7eó
Wit moet nu afruilen, waarbij de 3de
musketier op dó valt en de partijen op
gelijken voet komen. Er werd dan ook
besloten tot remise.
No. 2.
Wit (lój
De stand is als volgt
Zwart3, 6—9, 12—19, 21, 23, 25.
Wit 27, 28, 32, 34—36, 38, 40, 42, 43,
45—50.
Bovenstaande stand kan gemakkelijk
in een partij voorkomen. De zwakte van
zwart zit vooral hierin, dat de onderste
schijven, behalve één, reeds opgeschoven
zijn, zoodat het gevaar, dat wit door een
combinatie dam haalt, niet denkbeeldig
is. Inderdaad bestaat er zoo'n combina
tie, die de zwakte van zwart's rechter
vleugel uitbuit. Echter voor het bord is
toch het vinden van de juiste zetten,
bijna ondoenlijk.
Hieronder volgt de oplossing.
3430 40—29 27—22
25X34 23X34 18X27
28—23
4 5 42X2
19X37
en wit wint.
Hieronder volgt nog een soortelijke
stand, waarbij wit ook dam haalt.
De oplossing hiervan, evenals die van
de 2 volgende, heel gemakkelijke eind
spelen, worden gaarne ingewacht vóór
24 Januari a.s.
No. 2a.
Zwart: 1, 2, 3, 5, 6—14, 16, 18, 19, 20.
Wit: 27, 28, 30, 32, 33, 35—38, 40,
42, 43, 45, 47—50.
Wit begint en haalt dam.
No. 2b.
Zwart 16, 21, 41.
Wit38, 42, 43, 49.
Wit begint en wint.
2c.
Zwart 11, 30, 45.
Wit: 32, 38, 43, 44.
Wit begint en wint.