DOOR JOHANN CLAVERTEN
252
VRIJDAG 13 JUNI 1930
No. 13
Voor het eerst zag ik Zorah, de jonge
Zigeunerin, anderhalf jaar geleden,
'k Verbleef tijdelijk te Sas van Gent en
langs de grens heerschte een ongewone bedrij
vigheid van militaire politiebeambten en
rijksveldwachters, die dagen nacht surveilleer
den, om 'n troep Zigeuners, die door de Bel
gische politie werd opgejaagd, den toegang
tot ons grondgebied te beletten. Het waren
geen zwervers, zooals men ze in de nabijheid
van onze steden overal kan aantreffen,
maar ras-echte Zigeuners, die alle traditio-
neele gebruiken en ceremonieele plechtigheden van
hun stam nauwgezet onderhielden. Aangetrokken
door de zeldzaam voorkomende gelegenheid om
deze piraten van Europa van nabij gade te slaan,
zocht ik hen een dier dagen in hun kamp op, dat
over de grens gelegen was. Weldra was ik omringd
door 'n aantal bedelende kinderen, allen even sme
rig, maar toch ook even aantrekkelijk door de zui
vere schoonheid van gelaats
trekken, hun lenigheid en
de zangerige, welluidende
klanken van hun stemme
tjes.
In het midden van het
kanip stond 'n grootere
wagen, rijk versierd met or
namenten en voor dien wa
gen, op een stuk tapijt ge
hurkt, zag ik een Zigeuner
meisje zitten. Bij mijn nade
ring stond zij op en vestigde
haar oogen beurtelings op
mij en op de kleine bedelaars,
die mij dansend èn joelend
omringden. Hetwaren groote,
donkere oogen en in hun
glanzende diepten lag de
gloed van de zon van het
Zuiden, verwarmend en mild.
Ze bleef even, als in afwach
ting, roerloos staan, op bloote
voeten, het lichaam 'n wei
nig voorovergebogen, met
'n weelde van zwart, wan
ordelijk gekruld haar om
de schouders hangend. Van
haar half-geopende lippen
vloeide plotseling een stroom
van klanken, waarin ik
mengelmoes van Italiaansch,
lijk, dat Vajösk haar aanstaande man was. Toen
zij zag dat ik haar begrepen had, liet zij, op de ruïne
wijzend, er op volgen: Italia, Rome.Via. Via.
Ze zocht in haar herinnering naar den naam van de
omgeving en door haar aanduiding op weg gehol
pen, bekeek ik het schilderstukje wat nauwkeuri
ger.
Het was de ruïne van het Aquaduct van Appia
plechtigen ernst werden gevolgd. De huwe-
lijksplccntigheid werd tenslotte besloten door
het ontsteken van een groot vuur, waarom
heen allen plaats genomen hadden.
De oude priester naderde de opgestapelde
takkebossen met 'n brandend stuk hout en
stak onder het uitspreken van talrijke formu
les, den houtstapel op zes verschillende plaat
sen aan. Aller belangstelling was op het vuur
gericht, met strakken blik volgden de om
standers het spel der vlammen en opsommiger
gelaat weerspiegelden zich allerlei aandoe
ningen.
Plotseling verbrak een zachte, klagende kreet de
gespannen stilte; het was van Zorah's lippen dat
die klacht was ontsnapt. Ik keek haar aan, er lag
een uitdrukking van onrust en angst in haar oogen
en krampachtig klemde ze zich vast aan den arm
van den jongen Vajösk, haar man. Over zijn gelaat
gleed een sombere schaduw en even keek hij Zorah
aan, toen vertrok zich zijn
mond met 'n pijnlijken glim
lach en bruusk keerde hij
zich om, eenige vreemde
woorden prevelend. Allen
weken uit elkander om het
jonge paar doorgang te ver-
leenen, hen met medelijden
de blikken naoogend, en
plotseling begreep ik de
bcteekenis van de vuurcere-
monie: in het spel der vlam
men lazen de Nomaden de
toekomst van de pasgehuw
den en Zorah had er onge
twijfeld ongeluk ingelezen.
Tien minuten later weer
klonken in het kamp de
vreugdekreten bij den aan
vang van het huwelijksfestijn
tereere van Zorah en Vajösk,
den koningszoon, en-tot diep
in den nacht bleef het vreug
devuur branden.
dat tnreen sprookje doet Venetië aan, wanneer de Italiaansche hemel en de zuiderzon
dat typische licht geven aan de prachtige bouwsels temidden van het overal aanwezige water. Zoo bijvoorbeeld hier
aan de in vele stijlen gebouwde kerk van Sint Jeremias.
Fransch en
Duitsch meende te herkennen en toen ik op die
Babylonische taalvermenging niet zoo spoedig wist
te reageeren, strekte ze haar hand uit in de richting
van de grens en vroeg: „Ollandese
Bevestigend knikte ik haar toe en luid klapte ze
in haar handen, kinderlijk blij dat ze mijn landaard
geraden had. De kinderen riepen haar met hun
zangerig accent eenige vreemde woorden toe, ter
wijl zij haar de centen lieten zien, die ik onder hen
had uitgedeeld en na een blik op mij te hebben ge
worpen, begon het meisje te dansen. Het was de
wilde hartstochtelijke dans van de Nomaden van
de Hongaarsche pusta, waarmee zij alle aandoe
ningen zuiver weten uit te beelden.
Met de nu eens zacht klagende, dan weer wild
en hartstochtelijk klinkende uitroepen, die de
jonge Zigeunerin onder het dansen deed hooren,
was het geheel van 'n wondere bekoring en geboeid
bleef ik toezien. Plotseling hield zij op en bleef roer
loos staan, slank als 'n ree, wild, en trillend van
leven.Toen lachte zij luid en klapte in haar handen.
Uit den wagen kwam 'n oude vrouw, die bedelend
de hand uitstak en begrijpend dat zij een belooning
opeischte voor den dans, reikte ik haar 'n zilver
stuk toe. Door handgeklap betuigde het meisje
haar dank en verdween toen in den wagen,
'k Stond op het punt verder te wandelen, toen zij
haastig weer te voorschijn kwam met 'n klein schil
derijtje.
Naast mij staande, hield ze me het doekje voor,
waarop in de poort van een ruïne 'n meisje en een
jonge Zigeuner stonden afgebeeld. Met kinder
lijke blijdschap wees zij op het schilderij en daarna
op zichzelf. „Zorah," sprak ze toen, waaruit ik be
greep dat dit haar naam was. Op de beeltenis van
den Zigeuner wijzend, noemde ze 'n anderen naam:
„Vajösk," en met 'n gebaar maakte ze me duide-
Claudius in de nabijheid van Rome en onder een
der poorten hadden Zorah en Vajösk geposeerd,
om een herinnering aan Italië te behouden, waar
zij elkander blijkbaar hadden gevonden in een
zelfde gevoel van genegenheid. De joelende kin
derbende die ons omringde, zweeg plotseling en
stelde zich, blijkbaar bedeesd, aan de zijde van den
weg op.
Opziende zag ik een man naderen, die 'n lachen
den blik op Zorah wierp en die daarna zijn onder
zoekende oogen even op mij vestigde. Het was 'n
forsche gestalte en met zijn innemend gelaat, dat
door een zwaren, ruigen baard omkranst was, ge
leek hij op een ontzagwekkenden, oud-Testamen-
tischen aartsvader. Eerbiedig boog Zorah het hoofd
en daarna op het portret van Vajösk wijzend zei ze:
„Vajösk, Padre.
Met een vloed van woorden trachtte zij mij nog
iets duidelijk te maken, maar schouderophalend
moest ik bekennen, dat ik er niets van begreep.
Aanvankelijk 'n weinig teleurgesteld, maar onmid
dellijk weer dansend en lachend, verdween Zorah
ten slotte in den wagen en eenige oogenblikken la
ter verliet ik het Zigeunerkamp. Op den weg bleef
ik nog even met een der gendarmen staan praten
en het was van hem, dat ik vernam dat de man
wiens edele gestalte mijn aandacht had getrokken,
Vajösk heette, Basck, ofwel koning was van den
stam en dat zijn zoon den anderen dag zou trouwen
met Zorah, mijn Zigeunermeisje.
Voldaan over mijn bezoek keerde ik naar Sas
van Gent terug, om echter den anderen dag op
nieuw het kamp te bezoeken, waar ik getuige wilde
zijn van Zorah's feest.
De huwelijksplechtigheid, die door een ouden
Zigeuner, vermoedelijk de priester van den stam,
voltrokken werd, was een aaneenschakeling van
wonderlijke ceremonieën, die door de Zigeuners met
Het was in het begin van.
dit jaar, dat ik Zorah weer
zag. Zwervend in het Zui
den, trof ik langs een land-
we;, onder Axel, op een door
prikkeldraad afgesloten
terrein, dat onder politiebewaking stond,'n zeven
tal Zigeunerwagens aan, waarvan ik er een
onmiddellijk herkende als die, waarin ik had ken
nis gemaakt met Zorah. Na bekomen vergunning
betrad ik het terrein, maa- ik had nog geen tien
schreden afgelegd, toen een der wagens geopend
werd en Vajösk, de oude Basck, op mij toetrad.
Zijn profetengestalte nam 'n dreigende houding
aan en barsch vroeg hij me„Gendarmerie
Wij Ollander 1" De oude Zigeunerkoning was
dus Hollander geworden ongetwijfeld had hij
yoor zichzelf en zijn familie papieren machtig
weten te worden, die zijn Nederlanderschap geen
twijfel lieten en had de politie zich verplicht
gezien, hem op ons grondgebied toe te laten.
Door haar langdurig gedwongen verblijf In
Vlaanderen, had de kleine troep zich met onze
taal vrij vertrouwd weten te maken en zij drukten
zich dan ook in tamelijk verstaanbaar Neder-
landsch uit.
'k Haastte mij den ouden koning gerust te
stellen en vroeg toen naar Zorah en Vajösk.
„Dood 1" antwoordde hij somber.
„Dood Zorah dood vroeg ik verschrikt.
„Non, m'sieur, Vajösk dood!" Er trok 'n pijn
lijke trek over zijn gerimpeld gelaat en even later
vervolgde hij „Dood Gendarme heeft geschoten,
m'sieur 1"
Hij maakte 'n wild gebaar in de richting van
de grens en zijn vuisten balden zich.
„Doodgeschoten," fluisterde ik, hem mede
lijdend aanziende.
Hij knikte somber. „Toen de tijd vervuld was,
m'sieur, en de jonge koning geboren moest worden.
De priester stond machteloos en Vajösk moest
hulp halen van een vreemden geneesheer. Sas
van Gent was dichtbij en de nood en Zorah's
smarten drongen.... Vajösk ging over de grens.